Aan te merken als kosten van verweer tegen handhaving

19-01-2012 Print this page

B9 10681. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 januari 2012, HA ZA 11-751, Ophuis Engineering tegen GBO Projects B.V. (met dank aan Michiel Rijsdijk, Arnold + Siedsma).

Octrooirecht, althans toewijzing 1019h proceskosten als uitvloeisel van een octrooigeschil. Eiser Ophuis heeft een klemsysteem ontwikkeld om afvalzakken te bundelen ‘ter voorkoming dat deze gaan zwerven’ en vordert de nietigheid van het octrooi voor een afvalinzamelingsinrichting van GBO, op grond waarvan GBO eerder bezwaar had gemaakt tegen het klemsysteemvan Ophuis.

Volgend op de dagvaarding van Ophuis heeft GBO een akte van afstand van het hele octrooi ter inschrijving in het octrooiregister aangeboden bij het NL Octrooicentrum. Ophuis heeft het Octrooicentrum desgevraagd echter geen toestemming gegeven voor de inschrijving. Na eiswijziging vordert Ophuis i.c. vergoeding van de tengevolge van de handhaving, door CBO, van het octrooi geleden schade. Die vordering wordt, op grond van artikel 1019h, toegewezen:

4.2 / 4.4: In deze procedure is GBO als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te beschouwen. Met het aan het NL Octrooicentrum aanbieden van een akte waarbij ' geheel afstand wordt gedaan van de beschermingsomvang van het octrooi wordt in feite erkend dat Ophuis het gelijk aan zijn zijde in het geschil over de geldigheid van NL 798. Dat Ophuis, nadat hij geconfronteerd werd met de aan het NL Octrooicentrum aangeboden akte van afstand door GBO, de vordering tot vernietiging van het octrooi heeft ingetrokken, kan niet leiden tot een ander oordeel. (…) Gezien het vorenstaande wordt GBO in de kosten van de procedure veroordeeld. De grondslag daarvoor is te vinden in artikel 1019h Rv. De door Ophuis gespecificeerde kosten tot een bedrag van 18.942,64 komen redelijk en evenredig voor, gelet op de aard van de procedure en de verrichte werkzaamheden. Waarom deze kosten ‘buitenproportioneel’ zouden zijn is door GBO ook niet onderbouwd. Ook de kosten van advisering door de octrooigemachtigde komen voor vergoeding in aanmerking nu deze zijn gemaakt ten behoeve van de (voorbereiding van) een nietigheidsprocedure in reactie op het betekende deurwaardersexploot en dus samenhangen met een concreet (voorgenomen) inbreukactie. (vg1. Hof ’s-Gravenhage 13 juli 2010, LJN BN4723; Hof Den Haag 30 maart 2010, LJN BM6017; Hof ’s-Gravenhage 29 maart 2011, LJN BP9443) en, anders dan GBO kennelijk meent, derhalve zijn aan te merken als kosten van verweer tegen handhaving als bedoeld in artikel 1019h Rv en daarom toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.