Activiteiten op het gebied van pompen

07-06-2011 Print this page

B9 9766. Gerechtshof ’s-Gravenhage, 31 mei 2011, LJN: BQ7287, Van Wijk & Boerma Pompen B.V. tegen Geïntimeerde

Reclamerecht, althans misleidende mededelingen. Pompen. Afwijzing van vorderingen in verstekprocedure. Eiser stelt dat de website Pompengids.net van gedaagde helemaal geen ‘onafhankelijke gids in pompenland’ is, onder meer omdat de gids bij de pompen van eiser ook andere leveranciers vermeldt die geen officieel verkoop- of servicekanaal vormen.  Eiser vordert eveneens dat de woorden ‘onafhankelijke gids’ en ‘’ objectief’ verwijderd dienen te worden. De vorderingen van eiser worden afgewezen. In citaten:

6.  Artikel 6:193a BW kan niet als grondslag voor de vorderingen van VW&B dienen omdat dat artikel uitsluitend is gericht op bescherming van de consument.  De ‘PompenGids’ bevat voorts geen mededelingen over door [geïntimeerde] aangeboden diensten, maar mededelingen van derden (de ‘deelnemers’) waarbij wordt benadrukt dat het bedrijven-overzicht is gebaseerd op door de gezamenlijke deelnemers aan het bestand toegevoegde informatie. Verder worden gebruikers uitgenodigd om eventuele onjuistheden te melden aan het bedrijf in kwestie en de ‘PompenGids’ (zie het citaat in rov. 10 hierna). Bij deze stand van zaken is, gelet ook op rov. 4.2, voorlaatste alinea, van HR 2 december 1994 ‘ABN AMRO/Coopag’ (NJ 1996, 246), artikel 6:194 BW niet van toepassing te achten, zodat VW&B’s vorderingen moeten worden beoordeeld uitsluitend op basis van artikel 6:162 BW. Opmerking verdient verder dat de gedingstukken van VW&B geen feitelijke stellingen bevatten die het hof er, gezien artikel 25 Rv, toe zouden nopen om haar vorderingen zo nodig tevens op basis van het merkenrecht te beoordelen.

(…)

8. In het kader van artikel 6:162 BW – en overigens ook 6:194 BW – is het aan de eisende partij, hier VW&B, om voldoende concreet en duidelijk te stellen dat en waarom de aangevallen mededeling onjuist en/of (bijvoorbeeld door onvolledigheid) misleidend is. Onder 32 van haar appeldagvaarding heeft VW&B gerefereerd aan de bewijslastregel van artikel 6:195 BW – in kort geding een regel van ‘aannemelijk maak’-last – doch die regel kan pas aan de orde komt wanneer de eisende partij aan voormelde stelplicht heeft voldaan (zie rov. 4.2, 2e alinea van het eerder genoemde ‘ABN/AMRO/Coopag’-arrest), terwijl zij in dit geval bovendien niet aan de orde is nu artikel 6:194 BW niet toepasselijk is te achten.

10. Anders dan VW&B stelt (zie onder meer punt 6 appeldagvaarding en de punten 3, 4 en 6 van haar pleitaantekeningen in de 1e aanleg) kan ook niet worden gezegd dat door die vermeldingen in de ‘PompenGids’ de suggestie wordt gewekt dat die ‘andere’ bedrijven vertegenwoordigers/’officiële’ dealers van de fabrikant zijn. Niet aannemelijk is geworden dat de gemiddelde afnemer van pompen voor industriële toepassing en technische dienstverlening – die, naar valt aan te nemen, zelf ook een professional is – er van uit zal gaan dat alle bij de ‘productie 4-merken’ getoonde bedrijven (bij HAES zijn dat er bijvoorbeeld 13) vertegenwoordigers/’officiële’ dealers van die merkpompen zijn.

(…)

13.  Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet (voldoende) aannemelijk is geworden dat thans de ‘PompenGids’ onjuiste en/of misleidende informatie over de ‘productie 4-pompen’ bevat, zodat de primaire vordering moet worden afgewezen. Evenmin is voldoende aannemelijk geworden dat de ‘PompenGids niet onafhankelijk en objectief zou zijn of niet het meest complete gegevensbestand zou bevatten, althans niet in die zin dat er sprake is van zodanige gebreken op deze punten dat dit onrechtmatig jegens VW&B is. VW&B heeft bij haar subsidiaire vordering alleen voldoende belang voor zover het gaat om vermeldingen in die gids die betrekking hebben op door de VW&B gevoerde merken. Daarvan is slechts sprake wanneer over pompen van de ‘productie 4-merken’ wordt gesproken waaromtrent – zoals zojuist is overwogen – niet aannemelijk is geworden dat onjuiste en/of misleidende informatie wordt verschaft. Voor zover de subsidiaire vordering een verdere strekking heeft, strandt zij op het belang-vereiste.

(...)

14. Reeds om de in rov. 13 genoemde redenen zijn de vorderingen van VW&B niet toewijsbaar. Dit zou niet anders wanneer artikel 6:194 BW wel toepasselijk zou moeten worden geoordeeld. De grieven van VW&B kunnen bij deze stand van zaken niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.

Lees het arrest hier.