Afbreuk aan de nagedachtenis

29-08-2011 Print this page

B9 10067. Rechtbank Amsterdam, 20 juli 2011, LJN: BR6128, Eisers tegen KRO (Spoorloos).

Mediarecht. Onrechtmatige perspublicatie. Uitzending programma Spoorloos. “Weliswaar heeft KRO in de uitzending niet gezegd dat [E] een buitenechtelijke relatie had en/of dat hij een buitenechtelijk kind heeft verwekt, maar de oproep in het programma impliceert dat E. de vader is van L. en dat L. en KRO hem zoeken. Weliswaar is daarmee nog niet per definitie iets onbetamelijks gezegd, maar in het onderhavige geval doet deze mededeling afbreuk aan de reputatie (eer en goede naam) en dus ook aan de nagedachtenis van E.” “Het feit dat – zoals KRO betoogt – niet kan worden vastgesteld hoe E. zelf tegenover de kwestie zou staan, doet aan het voorgaande niets af.”

De  KRO zendt het televisieprogramma Spoorloos uit, waarin de zoektocht van kinderen naar hun vader en/of moeder centraal staat.  In de uitzending van Spoorloos op 25 januari 2010 werd aandacht besteed aan de zoektocht van een aantal Ethiopiërs naar hun biologische vaders, die in de tweede helft van de twintigste eeuw voor de HVA in Etiopië werkten. A. c.s. leggen aan haar vordering ten grondslag dat KRO onrechtmatig heeft gehandeld, omdat door de gewraakte uitzending de nagedachtenis van E. is aangetast, nu daarin ongefundeerd gesteld wordt dat E. een buitenechtelijk kind heeft verwekt. Deze aantasting van de nagedachtenis is zodanig geweest, dat E. bij leven zelf recht op schadevergoeding gehad zou hebben. Een rectificatie heft dit volgens eisers niet op.

4.7.  De rechtbank oordeelt als volgt. Weliswaar heeft KRO in de uitzending niet gezegd dat E. een buitenechtelijke relatie had en/of dat hij een buitenechtelijk kind heeft verwekt, maar de oproep in het programma impliceert dat E. de vader is van L. en dat L. en KRO hem zoeken. Weliswaar is daarmee nog niet per definitie iets onbetamelijks gezegd, maar in het onderhavige geval doet deze mededeling afbreuk aan de reputatie (eer en goede naam) en dus ook aan de nagedachtenis van E.. De rechtbank betrekt bij dit oordeel het volgende:

Personen die E. gekend hebben en/of zijn familie kennen, weten dat E. gehuwd was tijdens zijn verblijf in Ethiopië. Uit de oproep dat L. zijn vader E., zoekt, kan door deze groep worden geconcludeerd dat E. tijdens zijn huwelijk bij een andere vrouw dan de zijne een kind heeft verwekt, terwijl hij en zijn gezinsleden daar geen weet van hadden. Dat zo’n bericht een schok teweegbrengt, wordt niet betwist. KRO erkent dat een dergelijk bericht een grote impact heeft. Volgens A. c.s. zijn zij na de uitzending overstroomd met telefoontjes van vrienden en bekenden die in de uitzending de naam van hun overleden echtgenoot en vader hebben herkend. KRO heeft erkend dat niet vaststaat dat E. de vader is van L.. Met de KRO is de rechtbank van oordeel dat de oproep van L. gezien moet worden in de context van het programma. In dat kader is van belang dat bij de eerste drie uitgezonden oproepen steeds een voorbehoud is gemaakt omtrent het vaderschap van de gezochte personen. Hoewel dit voorbehoud bij de oproep van L. niet is gemaakt, is aannemelijk dat de kijker de oproep wel zo zal hebben opgevat, juist vanwege de daaraan voorafgaande oproepen. Dit maakt de impact van de oproep desondanks niet minder.

4.8.  Dat KRO ten tijde van de uitzending niet wist dat E. tijdens zijn verblijf in Ethiopië gehuwd was, komt voor haar risico. Het is aan KRO om het waarheidsgehalte van de bewering van L. te onderzoeken alvorens tot uitzending over te gaan. Daar hoort bij dat zij niet alleen afgaat op het verhaal van L., maar dit ook bij E., zijn familieleden, in dit geval zijn weduwe en/of kinderen, of op andere wijze verifieert. (…)  De rechtbank is van oordeel dat KRO onvoldoende in het werk heeft gesteld om de familie te vinden. Zeker van de redactie van een programma als Spoorloos mag verwacht worden dat zij in staat is om E. c.q. zijn familie, van wie de weduwe en twee van de dochters in Nederland wonen, op te sporen. Zij had in elk geval niet tot uitzending behoren over te gaan, zonder dat zij voor de bewering van L. omtrent de identiteit van zijn vader meer betrouwbare bronnen had dan alleen zijn verhaal. Niet is gebleken dat uitzending als gevolg van de actualiteit van de gebeurtenissen geen nader uitstel duldde.

4.10.  Ter rechtvaardiging daarvan heeft KRO zich beroepen op artikel 8 EVRM en artikel 7 van het VN Kinderrechtenverdrag en aangevoerd dat de daarin gewaarborgde rechten in het voordeel van de KRO moeten meewegen. In genoemde artikelen is het recht van een ieder op respect voor zijn familie- en gezinsleven vastgelegd, hetwelk meebrengt dat een meerderjarig kind er recht op heeft te weten wie zijn vader is. De belangen van de KRO zijn onlosmakelijk verbonden met het belang van het kind om de identiteit van zijn biologische vader te achterhalen, aldus KRO. De rechtbank gaat daaraan voorbij, nu KRO als omroeporganisatie geen beroep kan doen op genoemde rechten. (…)

4.11.  Nu voor de inbreuk geen rechtvaardiging is, valt deze als onrechtmatig jegens E. aan te merken. De mededeling is van dien aard, dat in beginsel moet worden aangenomen dat E. daarvan nadeel kon ondervinden en deze hem, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding. Het feit dat – zoals KRO betoogt – niet kan worden vastgesteld hoe E. zelf tegenover de kwestie zou staan, doet aan het voorgaande niets af. Dat is immers in alle gevallen als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub c BW het geval. De schade, niet bestaande uit vermogensschade, die voor vergoeding in aanmerking komt, betreft de schade die A. c.s. lijden door de aantasting van de nagedachtenis van E.

De rechtbank veroordeelt KRO om aan [A], [B], [C] en [D] ieder afzonderlijk te betalen een bedrag van EUR 500,- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 25 januari 2010 tot de dag van volledige betaling.

Lees het vonnis hier. Zie ook hier (uitspraak RvdJ).