AG HvJEU: kleur kan relevant zijn voor "vorm die wezenlijke waarde aan de waar geeft"

22-06-2017 Print this page
B915021

Zaak C-163/16: Louboutin v Van Haren. Prejudiciële vragen rechtbank Den Haag

 

Merkenrecht. Bij vonnis van 9 maart 2016  (IEPT20160309) heeft de rechtbank Den Haag prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU gesteld over of het begrip “vorm” in artikel 3 lid 1e onder iii Merkenrichtlijn beperkt is tot de driedimensionale eigenschappen van de waar of dat deze bepaling mede ziet op andere eigenschappen van de waar zoals kleur.

 

A-G Szpunar geeft het Hof in overweging om de vragen als volgt te beantwoorden.

 

“Artikel 3, lid 1, onder e), iii), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing kan zijn op een teken bestaande uit de vorm van de waar waarbij aanspraak wordt gemaakt op bescherming voor een bepaalde kleur. Het begrip vorm die ‘een wezenlijke waarde geeft’ aan de waar in de zin van deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op de intrinsieke waarde van de vorm en hierbij mag geen rekening worden gehouden met de reputatie van het merk of van de houder ervan.”

 

Lees de conclusie hier.