Angad-Gaur: Keuze voor Thuiskopie-heffing is onvermijdelijk

28-03-2012 Print this page

B9 11015. Erwin Angad-Gaur, Ntb:  Keuze voor Thuiskopie-heffing is onvermijdelijk.  Reactie op Dirk Visser: Heffing op hardware is gevolg keuze van de politiek (B9 11007). 

“De werkelijke politieke keuze voor de toekomst zal daarom zijn de keuze tussen het volledig dichtmetselen van het internet, een vrijwel onmogelijke, maar vooral onwenselijke richting, enerzijds en een keuze voor vergoedingsstructuren (in het verlengde van de thuiskopieregeling) anderzijds.”

Begin december 2007  begonnen acteurs en musici een kort geding tegen de Nederlandse staat. Doel was het besluit van de minister van Justitie om “vooralsnog” geen heffing toe te staan op MP3-spelers en DVD harddiskrecorders terug te draaien. Gisteren kwam aan de procesgang een voorspelbaar einde door het arrest van het Hof Den Haag, waarin geoordeeld werd dat op de Nederlandse staat een resultaatsverplichting rust. Zoals die, volgens recente Europese rechtspraak, op alle lidstaten rust die kiezen voor een thuiskopie-exceptie. De overheid is verplicht een deugdelijke vergoeding aan rechthebbenden te garanderen voor het recht dat de consument van de overheid krijgt om voor eigen gebruik te kopieren. Een helder en logisch gegeven. De Nederlandse staat zal de ontstane schade over de afgelopen jaren dan ook aan uitvoerend kunstenaars, maar logischerwijze ook aan andere rechthebbenden, volledig moeten vergoeden. Het arrest werd door zowel rechthebbenden als door consumentenorganisaties  met instemming begroet.

In zijn reactie op het arrest stelde prof. Dirk Visser (advocaat van de betalingsplichtigen van de thuiskopieheffing) dat de, nu onvermijdelijke, heffing op hardware het gevolg is van de keuze van de politiek. Dat is op zich juist. Die keuze is er overigens een tussen een verbod op thuiskopieren en een vergoedingensysteem en niet een, zoals opnieuw door Visser gesuggereerd, tussen een downloadverbod en een heffing. Op zich bestaat derhalve (zoals Tim Kuik onlangs opmerkte) ook de keuze voor een downloadverbod naast een heffingensysteem, een keuze die in de meeste landen om ons heen gemaakt is.

Visser stelt dat de heffing niet bij enkele Euro’s per apparaat zal blijven, een merkwaardige stelling voor wie de tarieven in de ons omringende landen bekijkt. Het Belgische systeem bijvoorbeeld kent een heffing van tussen 1 en 3 euro, afhankelijk van geheugencapaciteit, op MP3-spelers en mobiele telefoons met MP3/MP4-functie.

Hij motiveert echter zijn stelling middels de bewering dat zonder downloadverbod de schade van rechthebbenden exponentieel zal stijgen, terwijl de verplichting op de overheid rust zorg te dragen voor een volledige vergoeding van die schade Daardoor zal de keuze voor een heffing in zijn ogen wel moeten leiden tot draconische heffingen, uiteindelijk uitmondend in de vaak door hem geciteerde denkbeeldige universele geheugenchip, met een miljoenenheffing.
De realiteit is uiteraard een andere.

Allereerst is de premisse voor zijn stelling dat een downloadverbod effectief handhaven mogelijk zou maken onjuist, zoals ook prof. Bernt Hugenholtz onlangs terecht opmerkte (“De omvang van het file sharen is in 2012 niet kleiner dan eind vorige eeuw toen Brein en andere piraterijbestrijders aan hun campagnes begonnen. Voor iedere kop die Brein de digitale draak heeft afgeslagen, zijn er – in Nederland of elders ter wereld –  tien bijgekomen. Erger: de sociale legitimatie van het auteursrecht lijkt door al deze handhavingsacties eerder ondermijnd dan versterkt te zijn.”).

Zelfs het in opdracht van de NVPI vervaardigde rapport “Feiten om te delen” vermeld (in appendix II) terecht dat het downloadverbod in Zweden dat niet bij consumenten werd gehandhaafd (en daarmee goed vergelijkbaar is met het door Fred Teeven vorig jaar voorgestelde verbod) niet werkte, zoals nergens aantoonbaar is vastgesteld dat zwaardere vormen van downloadverboden (verboden die wel bij consumenten gehandhaafd worden) wel zouden werken. Zoals ook Hugenholtz vaststelde: uiteraard slaagt BREIN er in elk jaar een groot aantal illegale sites te sluiten en zoals Hugenholtz, zal ook ik daar geen traan om laten. Het blijft echter dweilen met de kraan open, zolang niet gekozen wordt voor werkelijke oplossingen, die passen bij de aard van het internet en het digitale tijdperk.

De werkelijke politieke keuze voor de toekomst zal daarom zijn de keuze tussen het volledig dichtmetselen van het internet, een vrijwel onmogelijke, maar vooral onwenselijke richting, enerzijds en een keuze voor vergoedingsstructuren (in het verlengde van de thuiskopieregeling) anderzijds.

Zoals ooit de politieke keuze werd gemaakt dat het onwenselijk en ondoenlijk is bij mensen thuis te controleren of en wat zij voor eigen gebruik kopieren, zal de politiek moeten inzien dat het in een moderne informatiemaarschappij even onwenselijk en onuitvoerbaar is bij mensen op de computer te controleren of en wat zij up- of downloaden. Bij dat inzicht hoort de keuze voor vergoedingssystemen die rechthebbenden op een goede, eenvoudige en transparante wijze vergoedingen voor het gebruik van hun presaties garanderen. Vormen van (gedwongen) collectief beheer zoals het thuiskopiestelsel, de kabelvergoedingen en het “radiomodel” (collectieve incasso voor on demand streaming bij websites via Buma en Sena, zoals dat ook offline bij de radio gebeurd) vormen de logische toekomst van het rechtenbeheer online.

Uiteraard zal daarnaast handhaving nodig blijven: zowel individuen als de eigenaren van commerciele websites betalen niet altijd uit zichzelf een nette vergoeding. Een website die niet betalen wil, zal net als een radiostation dat weigert voor auteurs- en naburige rechten te betalen onder geen enkel auteursrechtensysteem een lang leven beschoren zijn. Het maakt wel dat de maatschappelijke regel weer het betalen van vergoedingen kan worden, in plaats van de uitzondering.

Dat verbieden van kopieren in een democratische maatschappij zinloos en onwenselijk is, is een oude waarheid; dat geldt voor het kopieren van bronnen online en bronnen offline. Die waarheid accepteren is wellicht een politieke, maar vooral een onvermijdelijke keuze.

Te hopen is daarom dat de Nederlandse politiek geconfronteerd met de heldere juridische boodschap dat het garanderen van redelijke inkomsten voor het gebruik van beschermd materiaal een verplichting is van de overheid, verstandige en daadwerkelijk houdbare keuzes zal maken.

Handhaving van een volwaardig thuiskopiestelsel is daartoe de eerste stap.

Erwin Angad-Gaur is muzikant en secretaris/directeur van de Ntb, de vakbond voor musici en acteurs.