Behandeling Tweede Kamer Wet bescherming bedrijfsgeheimen

28-05-2018 Print this page
B915419

Behandeling Tweede Kamer van het wetsvoorstel Regels ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen) ( 34821 ).

 

Uit het vergaderverslag:

" [...]

De heer Veldman (VVD):

 

[H]et voorliggende wetsvoorstel bepaalt dat bij rechtszaken over bedrijfsgeheimen het lagere liquidatietarief geldt. Dat ziet de VVD graag anders. Het is toch een beetje onrechtvaardig dat als er inbreuk wordt gemaakt op je bedrijfsgeheim en je daarvoor een rechtszaak begint en je die zaak vervolgens wint, je dan toch met een groot deel van de kosten blijft zitten. Als je de zaak wint, moet je eigenlijk ook gewoon de proceskosten vergoed krijgen. Is de minister het daarin qua principe met mij eens?

Voorzitter. Ik besef natuurlijk wel dat een volledige proceskostenvergoeding het risico met zich meebrengt dat de toegang tot het recht moeilijker kan zijn. Je begint minder snel een rechtszaak als je het risico loopt te verliezen en dan ook nog met hoge proceskosten blijft zitten. Dit vraagt dus eigenlijk om maatwerk. En het aardige is dat een dergelijke praktijk zich bij het intellectueel eigendom al heeft ontwikkeld. Daar wil ik in zekere zin dan ook bij aansluiten.

Daarom stel ik een amendering van de wet voor zodat de verliezende partij meer dan bij het liquidatietarief kan worden veroordeeld in de kosten die de winnende partij heeft moeten maken. Het verschil dat ik voorstel met de gang van zaken bij het intellectueel eigendom is dat het niet dwingend wordt opgelegd. Ik stel voor het aan de rechter over te laten om de in het ongelijk gestelde partij al dan niet in redelijke en evenredige proceskosten te veroordelen. Daarmee kan de rechter, afhankelijk van de omstandigheden, van geval tot geval maatwerk bieden. Ik hoor graag van de minister of hij zich in deze aanpassing van de wet kan vinden.

 

Minister Wiebes:

Het amendement op stuk nr. 9 is van de heer Veldman. Hij vraagt zich eigenlijk af of het ook mogelijk zou moeten zijn een volledige proceskostenvergoeding te hebben. Ook hier is het weer een afweging. In gevallen waarin het totaal zwart-wit is en iemand op een echt onredelijke manier gebruuskeerd wordt, ligt het voor de hand om een volledige proceskostenvergoeding te krijgen. Dat is bij octrooien het geval. Een kartel staat van woord tot woord op papier. Een kartel? Sorry, ik ben bezeten van de kartels. Ik bedoel natuurlijk "octrooi". Bij een octrooi staat alles haarfijn op papier. Als iemand daarmee aan de wandel gaat en dat precieze octrooi bruuskeert, dan weet hij van tevoren dat wie kaatst de bal kan verwachten. Dan heeft hij de volledige proceskostenvergoeding te betalen, ook al omdat je anders je concurrent arm zou kunnen procederen. Dat is dus logisch.

Hier gaat het om een bedrijfsgeheim en daarbij ligt het minder zwart-wit. Ik ben het bij nadere overweging met de heer Veldman eens dat dit in sommige gevallen wel redelijk zou zijn. Als het bedrijfsgeheim glashelder is, zodat de overtreder op geen enkele manier kan denken dat dit nog toegelaten is, dan is het ook logisch dat de proceskostenvergoeding bij de echte overtreder komt te liggen. Maar er zijn ook andere gevallen denkbaar waarin het niet zo zwart-wit is en er echt een waarheidszoekende, rechtsjuridische vraag ligt. Dan is het minder evident dat de vergoeding aan één kant komt te liggen. Ik ben het er dus eigenlijk wel mee eens dat het aan de rechter is om daar in voorkomende gevallen een oordeel over te vormen. Het amendement op stuk nr. 9 strekt daartoe. Ik laat dat dus aan het oordeel van de Kamer over. Het moet uitdrukkelijk wel via de rechter lopen; niks automatisch.

[...]" 

 

Lees het volledige kamerstuk hier.