Belang bij provisionele vorderingen

07-09-2011 Print this page

B9 10097. Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 september 2011, HA ZA 10-2759, E.L. Du Pont De Nemours and Company tegen Damet Supply B.V, Dalmeijer Beheer  & Daltra Europe. (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Merkenrecht. Stukgelopen samenwerking. Voorlopige voorziening in bodemprocedure. Vonnis in incident m.b.t. het treffen van voorlopige voorzieningen, namelijk een inbreukverbod in afwachting van een uitspraak in de hoofdzaak en inzage in documenten gedaagde.

Du Pont, houdster van de woordmerken NOMEX   & DU PONT (beschermende kleding en textiel) maakt bezwaar tegen de verkoop door gedaagden van brandwerende kleding met gebruikmaking van de tekens Nomex en Du Pont in Europa, de VAE en India. Du Pont maakt geen bezwaar tegen het gebruik van de tekens om aan te geven dat brandwerende Nomexvezels in kleding zijn verwerkt.

De vorderingen worden toegewezen. Gelet op de vestigingsplaats van gedaagden is de rechtbank bevoegd ten aanzien van de vorderingen in de VAE en India. Van uitputting is geen spraken en verwording tot soortnaam is niet aannemelijk gemaakt. Merkinbreuk sub a in de Benelux en de Gemeenschap. Merkinbreuk lokale wetgeving VAE en India is niet betwist en wordt eveneens aangenomen. “Nu aannemelijk is dat Dapro merkinbreuk kan worden verweten, is in een voorlopige voorziening in de vorm van een merkinbreukverbod voor de duur van de procedure in beginsel toewijsbaar.” Ook de vordering van Du Pont  tot inzage  ex art. 843a Rv. lid 1 wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier.