Beletten werd hoe dan ook niet uitsluitend beoogd

14-02-2012 Print this page

B9 10790. Gerecht EU, 14 februari 2012, zaak T‑33/11, Peeters Landbouwmachines BV tegen OHIM / AS Fors MW.

Merkenrecht. Nietigheidsprocedure  tegen gemeenschapswoordmerk BIGAB (zie ook Rb. Breda, 21 september 2011, B9 10158, schorsing procedure in afwachting van onderhavige procedure). Verzoekster Peeters verweet Fors te kwader trouw te zijn geweest op het moment van de indiening van de aanvraag tot inschrijving van het bestreden merk. “Met deze inschrijvingsaanvraag had interveniënte immers uitsluitend de bedoeling verzoekster te beletten landbouwmateriaal onder het merk BIGA te verhandelen, hoewel verzoekster beschikte over een ouder recht op dit merk.” De vordering tot nietigverklaring wordt afgewezen. 

Het bestreden merk BIGAB is sinds 1991 gebruikt en verzoekster is het merk BIGA pas in 1996 gaan gebruiken. Er is “hoe dan ook niet aangetoond dat met de inschrijving uitsluitend werd beoogd verzoekster het verdere gebruik van het merk BIGA te beletten.” De uitleggingsbeginselen die in dit verband door het Hof zijn ontwikkeld in het Chocoladehazen-arrest zijn goed toegepast en ´zelfs indien interveniënte op de hoogte was of had moeten zijn van het gebruik door verzoekster van het teken BIGA voor de verhandeling van verticale voermengers, zij niet te kwader trouw heeft gehandeld door de inschrijving van het bestreden merk te vragen.

26. In het onderhavige geval is geenszins aangetoond dat de inschrijvingsaanvraag van het bestreden merk, voor zover zij betrekking had op waren van klasse 7, met name hijskranen, voor interveniënte kunstmatig was en commercieel gezien ontdaan van elke logica. (…)

27. Bovendien volstaat de omstandigheid dat de aanvrager weet of behoort te weten dat een derde in ten minste één lidstaat sedert lang een gelijk of overeenstemmend teken gebruikt voor dezelfde of een soortgelijke waar, waardoor verwarring kan ontstaan met het teken waarvan inschrijving is aangevraagd, op zich niet tot bewijs van de kwade trouw van de aanvrager (arrest Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli, punt 9 supra, punt 40). Zo kan niet worden uitgesloten dat wanneer verschillende producenten op de markt gelijke of overeenstemmende tekens gebruiken voor dezelfde of soortgelijke waren, waardoor verwarring kan ontstaan met het teken waarvan inschrijving is aangevraagd, de aanvrager een legitiem doel nastreeft met de inschrijving van dit teken (arrest Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli, punt 9 supra, punt 48). Zoals interveniënte opmerkt, kan dit met name het geval zijn wanneer de aanvrager op het moment van de indiening van de inschrijvingsaanvraag weet dat een derde onderneming gebruik maakt van het merk waarvan inschrijving is aangevraagd, en zo bij zijn clientèle de illusie doet ontstaan dat zij de onder dit merk verkochte waren officieel verdeelt, hoewel zij hiervoor geen toestemming heeft gekregen.

(…) 31. Het bestreden merk werd op het tijdstip van de indiening van de inschrijvingsaanvraag al sinds ongeveer 14 jaar gebruikt. Zoals de kamer van beroep heeft opgemerkt in punt 32 van de bestreden beslissing, heeft dit merk bovendien in Europa een groei gekend in de jaren vóór inschrijving als gemeenschapsmerk.. Deze groei heeft de bekendheid van het merk versterkt, hetgeen de opvatting bevestigt dat interveniënte een legitiem commercieel belang had bij het waarborgen van een ruimere bescherming ervan en bijgevolg niet te kwader trouw was toen zij de inschrijvingsaanvraag indiende.

32. Het is in deze omstandigheden van weinig belang of de door verzoekster onder het merk BIGA verhandelde waren identiek of soortgelijk zijn aan de door interveniënte onder het bestreden merk verhandelde waren, aangezien hoe dan ook niet is aangetoond dat met de inschrijving uitsluitend werd beoogd verzoekster het verdere gebruik van het merk BIGA te beletten.

34. Verzoeksters argument dat zij het teken BIGA in de Benelux-landen heeft gebruikt vóór het bestreden teken binnen ditzelfde gebied werd gebruikt, kan het vermoeden van goede trouw van interveniënte op het tijdstip van indiening van de inschrijvingsaanvraag niet weerleggen. Zelfs gesteld dat deze omstandigheid bewezen zou zijn, doet zij immers niet af aan de vaststelling dat het bestreden merk is ontstaan en werd gebruikt in handelsbetrekkingen vóór verzoeksters merk. (…)

(…) 37. De kamer van beroep heeft zich hoe dan ook niet beperkt tot deze vergelijking om het begrip kwade trouw in de zin van artikel 52 van verordening nr. 207/2009 uit te leggen. Blijkens de punten 22 tot en met 34 hierboven heeft zij integendeel de uitleggingsbeginselen die in dit verband door het Hof zijn ontwikkeld in zijn arrest Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli, punt 9 supra, correct toegepast.

38. Gelet op het voorgaande luidt de conclusie dat de kamer van beroep in punt 33 van de bestreden beslissing terecht heeft vastgesteld dat, zelfs indien interveniënte op de hoogte was of had moeten zijn van het gebruik door verzoekster van het teken BIGA voor de verhandeling van verticale voermengers, zij niet te kwader trouw heeft gehandeld door de inschrijving van het bestreden merk te vragen.

Lees het arrest hier.