Bepaalde hibiscusrassen

19-10-2011 Print this page

B9 10295. Gerechtshof Amsterdam, 5 juli 2011, LJN: BT8516, Handelskwekerij B&L B.V. tegen Green Works International B.V.

Kwekersrecht. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (rechtbank Alkmaar van 19 augustus 2009). De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep, kort samengevat, als volgt overwogen. Het door GWI gelegde beslag is ten onrechte gelegd omdat niet aannemelijk is dat GWI zich op enig aan haar verleend communautair kwekersrecht kon beroepen, zodat GWI onrechtmatig jegens B&L heeft gehandeld.

Wat betreft de schade geldt dat het op de weg van B&L lag voldoende te concretiseren hoeveel planten tegen welke prijs reeds waren verkocht en welke afspraken er reeds ten aanzien van verkoop en levering van de planten waarop beslag lag, waren, maar dat bij gebreke van een dergelijke onderbouwing dit deel van de vordering reeds daarom moet worden afgewezen. Wat betreft de extra arbeidskosten heeft B&L een aantal tegenstrijdige beweringen gedaan, zodat, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, niet duidelijk is om hoeveel extra uren arbeid het gaat, zodat ook dit deel van de vordering reeds daarom wordt afgewezen. Wat betreft het beweerdelijk niet nakomen van de afspraak om gedurende vijf jaar exclusief aan B&L te leveren geldt ook hier dat het standpunt van B&L zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet is te volgen, zodat ook dit deel van de vordering moet worden afgewezen.

3.7 Voor zover GWI heeft betoogd dat B&L ter zake geen schade kan hebben geleden omdat het B&L na beslaglegging vrijstond de planten aan derden te verkopen en te leveren, ook indien artikel 453a Rv van overeenkomstige toepassing zou zijn op het onderhavige beslag, kan het hof GWI niet in dit betoog volgen. Ingevolge voornoemde bepaling, die (kennelijk) moet worden geacht van overeenkomstige toepassing te zijn op het onderhavige beslag (zie Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, 2005-2006, 30392, nr. 3, p.22), kan onder meer de vervreemding van roerende zaken niet-registergoederen niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen, zodat de derde aan wie ondanks een op die zaken rustend beslag wordt verkocht en geleverd weliswaar eigenaar daarvan wordt maar de beslaglegger deze zaken vervolgens zonodig executoriaal kan verkopen. Bovendien geldt dat degeen die een zaak opzettelijk aan het beslag onttrekt strafbaar is wegens het misdrijf van artikel 198 WvSr.
 
3.8 GWI heeft voorts betoogd dat B&L zich schuldig heeft gemaakt aan vermeerdering van de planten en daarom geen recht heeft op schadevergoeding wegens gederfde winst uit gemiste verkoop en extra arbeidskosten.

(…) 3.14 Hoewel in het voorgaande de conclusie ligt besloten dat sprake is geweest van vermeerdering door B&L, laat die conclusie op zichzelf onverlet dat in beginsel vaststaat dat B&L de 21.364 planten, waarop het beslag rustte, gedurende een bepaalde periode niet heeft kunnen verkopen en leveren aan derden en deze op zeker moment onder meer buiten de kas heeft moeten plaatsen, zodat op zichzelf aannemelijk is dat zij als gevolg daarvan schade heeft geleden. Niettemin is het hof van oordeel dat B&L in verband met de aard van de schade als bedoeld in artikel 6:98 BW geen recht heeft op schadevergoeding wegens gederfde winst uit gemiste verkoop en wegens arbeidskosten, nu deze schade is toegebracht aan een niet-rechtmatig belang. Uit het voorgaande volgt immers dat B&L vergoeding vordert van schade bestaande uit gederfde winst (en daarmee samenhangende extra arbeidskosten) als gevolg van het feit dat zij gedurende een bepaalde periode niet in staat is geweest de door haar jegens Productions gepleegde wanprestatie – het betrof immers de beoogde verkoop en levering van door ongeoorloofde vermeerdering verkregen planten - te effectueren. Dergelijke schade behoort volgens het hof niet te worden vergoed.

Lees het arrest hier.