Conclusie A-G: door middel van een frame werk op website tonen geen mededeling aan publiek wanneer er maatregelen tegen framing zijn getroffen

10-09-2020 Print this page
B916091

Zaak C-392/19 - VG Bild-Kunst. Prejudiciële vragen Bundesgerichtshof (Duitsland). Conclusie A-G Szpunar.

 

Met toestemming van rechthebbende is er op een vrij toegankelijke website een werk beschikbaar gesteld. Een derde heeft dit werk door middel van een frame op zijn website geplaatst, terwijl rechthebbende beschermingsmaatregelen heeft genomen tegen het plaatsen van een frame. De derde heeft deze beschermingsmaatregelen omzeild. Is er in dit geval sprake van "een mededeling aan het publiek" in de zin artikel 3 lid 1 van de auteursrecht in de informatiemaatschappijrichtlijn?

 

Volgens advocaat-generaal Szpunar is de inbedding in een webpagina van werken van andere websites door middel van automatische links (inline linking/hotlinking) vereist de toestemming van de houder van de rechten op deze werken. Echter, het inbedden door middel van klikbare links met behulp van de framing techniek vereist geen dergelijke toestemming, die geacht wordt te zijn gegeven door de rechthebbende toen het werk in eerste instantie beschikbaar werd gesteld. Hetzelfde geldt ook wanneer de rechthebbende beschermingsmaatregelen tegen framing heeft getroffen of ingesteld.

 

"75. Samenvattend moet de rechtspraak van het Hof inzake hyperlinks, of meer in het algemeen inzake de mededeling van werken aan het publiek op internet, naar mijn mening aldus worden begrepen dat de auteursrechthebbende, door toe te staan dat zijn werk voor het publiek beschikbaar wordt gesteld op een vrij toegankelijke webpagina, het gehele publiek in aanmerking neemt dat toegang tot deze webpagina kan krijgen, ook via hyperlinks. Dientengevolge vallen deze links, die handelingen bestaande in een mededeling vormen aangezien zij rechtstreekse toegang tot het werk bieden, in beginsel onder de toestemming die de houder van het auteursrecht bij de oorspronkelijke beschikbaarstelling heeft gegeven en is voor die links geen aanvullende toestemming noodzakelijk.

 

91. Ik ben dan ook van mening dat in het geval van auteursrechtelijk beschermde werken die met toestemming van de houder van het auteursrecht vrij op internet ter beschikking van het publiek worden gesteld, het publiek dat via aanklikbare links middels framing, inclusief inline frames, toegang heeft tot dergelijke werken, moet worden geacht deel uit te maken van het publiek dat die houder bij de oorspronkelijke beschikbaarstelling van die werken in aanmerking heeft genomen. Uiteraard gaat deze beoordeling niet op in gevallen waarin de toegangsbeperkende maatregelen met de links worden omzeild of wanneer links naar werken leiden die zonder toestemming van de auteursrechthebbende ter beschikking van het publiek worden gesteld, waarin de oplossingen uit respectievelijk de arresten Svensson e.a.en GS Media van toepassing zijn.

 

129. Dit ligt heel anders in het geval van voorzieningen ter bescherming tegen framing. Met deze maatregelen wordt namelijk noch de toegang tot het werk, noch een wijze van toegang tot het werk beperkt, maar enkel een wijze waarop dat werk op het scherm wordt weergegeven. Die maatregelen komen er vaak op neer dat de browser weigert de doelpagina van de link in een frame te openen, en vervolgens dan wel voorstelt die pagina in een nieuw venster te openen, dan wel die pagina automatisch opent in plaats van de pagina die de link bevat. De link gedraagt zich dan als een standaardhyperlink. Hier kan dus in geen geval sprake zijn van een nieuw publiek, want het publiek is nog steeds hetzelfde: dat van de doelwebsite van de link. Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of er sprake is van een nieuw publiek, is er dus geen analogie met maatregelen waarmee de toegang tot het werk wordt beperkt. Afgezien van het feit dat het gebruik van dergelijke maatregelen slechts zelden een wilsuiting van de auteursrechthebbende vormt, bepalen deze maatregelen dus niet de kring van personen die als potentieel publiek voor de beschikbaarstelling van het werk in aanmerking is genomen. Eventuele omzeiling ervan leidt dus niet tot uitbreiding van deze kring, en kan daarom geen handeling bestaande in een mededeling aan het publiek vormen op grond van de theorie van een nieuw publiek.

 

130. Ten derde en ten slotte zou de oplossing die erin bestaat de omvang van de uitsluitende auteursrechten niet aan technische toegangsbeperkende maatregelen, maar aan technische voorzieningen ter bescherming tegen bepaalde praktijken op internet te koppelen, het auteursrecht van de Unie mijns inziens een gevaarlijke koers doen varen. Een dergelijke oplossing zou namelijk betekenen dat de inzet van technische beschermende voorzieningen zou gelden als een voorwaarde voor de door het auteursrecht geboden rechtsbescherming, en zou indruisen tegen het beginsel dat auteursrechtelijke bescherming onvoorwaardelijk is. Het Hof heeft reeds uitdrukkelijk de idee verworpen dat bescherming krachtens het recht van mededeling aan het publiek afhankelijk zou kunnen worden gesteld van de voorwaarde dat de auteursrechthebbende de gebruiksmogelijkheden van het werk door internetgebruikers beperkt."

 

Lees de volledige conclusie, inclusief uitgebreide uiteenzetting over het verschil tussen de aanklikbare link en de inline link, hier

Tl;dr >> perscommuniqué is hier te vinden

 

 

Relevante rechtspraak:

IEPT20140213, HvJEU, Svensson v Retriever

IEPT20141021, HvJEU, BestWater (Duits)

IEPT20160908, HvJEU, GeenStijl v Sanoma

IEPT20180807, HvJEU, Land Nordrhein-Westfalen v Renckhoff