Conclusie A-G Drijber: over dwaling van overeenkomsten met platenmaatschappij en manager van DJ en over het begrip 'fonogrammenproducent'

06-05-2021 Print this page
B916176

Zaak nr. 20/01155 en zaak nr. 20/01158. Conclusie A-G Drijber. 

 

Geen van de klachten treffen doel en dus moeten de beroepen over en weer worden verworpen. Er is geen sprake van dwaling. De DJ kan als fonogrammenproducent worden aangemerkt. De DJ en platenmaatschappij Spinnin zijn over en weer terecht in het (on)gelijk gesteld. A-G Drijber concludeert tot verwerping van de beroepen. 

 

In citaten van A-G Drijber: 

"4.64 Op basis van het geschetste partijdebat is niet onbegrijpelijk dat het hof tot het oordeel is gekomen dat [eiser] op genoemde punten niet in dwaling verkeerde. Het hof heeft vastgesteld (rov. 4.11) dat de door [betrokkene 3] geraadpleegde juriste van Universal hem erop heeft gewezen dat “[eiser] […] dan in feite de fonogrammenproducent [is] en niet Spinning, en hij […] dus ook recht [heeft] op dat deel van Sena”. Daaruit volgt dat [betrokkene 3] (en daarmee [eiser] ) vóór het aangaan van de overeenkomsten hiermee bekend waren en [eiser] toen dus niet in dwaling verkeerde. Dar komt bij dat mijns inziens in redelijkheid niet van [betrokkene 1] kon worden verwacht dat deze aan [eiser] zou uitleggen dat hij fonogrammenproducent was, omdat daarover discussie kan bestaan, zoals wij hierna onder IV zullen zien.

 

4.254 Daarmee is nog niet de vraag beantwoord wie in deze context nu heeft te gelden als fonogrammenproducent. Dat zal bij de zojuist geschetste gang van zaken normaal gesproken de deejay zijn. Het feit dat de platenmaatschappij het finale bestand goedkeurt, daar vervolgens een exploitabele versie van maakt en die uitbrengt acht ik onvoldoende om haar als de fonogrammenproducent te kwalificeren omdat die (op zichzelf essentiële) werkzaamheden vanuit het oogpunt van creatieve en financiële investering niet opwegen tegen al hetgeen de deejay heeft gedaan om de track tot stand te brengen. Zeker indien de deejay (i) het initiatief heeft genomen voor een bepaalde track, (ii) de opnames zelf maakt en (iii) de financiële risico’s draagt (de kosten de productie, die alleen bij succes door royalty’s worden terugverdiend), moet het er in beginsel voor worden gehouden dat de door hem aangeleverde eindversie van een track de ‘eerste vastlegging’ daarvan is en dat hij (of zij, er zijn ook succesvolle vrouwelijke deejays) zich fonogrammenproducent mag noemen. Ik zeg voorzichtigheidshalve ‘in beginsel’ omdat het antwoord op de hier gestelde vraag afhangt van de feitelijke gang van zaken in het concrete geval.

 

4.266 Op basis van deze feitelijke gang van zaken, die overeenstemt met wat ik hiervoor ten algemene heb beschreven (deels onder verwijzing naar Spoor/Verkade/Visser), is het oordeel van het hof dat [eiser] als fonogrammenproducent kan worden aangemerkt omdat hij de eerste vastlegging van zijn nummers verzorgde, het initiatief daarvoor nam en daarvoor verantwoordelijk was, niet onjuist of onbegrijpelijk. Rov. 7.83 lees ik aldus dat het hof heeft geoordeeld dat de door Spinnin uitgebrachte versie niet zodanig door Spinnin was bewerkt, oftewel dat het klankbeeld niet zodanig was gewijzigd, dat gesproken kan worden van een (nieuwe en dus) eerste vastlegging door Spinnin. Voor zover het middel betoogt dat het oordeel van het hof blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omdat Spinnin een nieuwe, bewerkte versie van een track maakte, kunnen Spinnin c.s. daar niet in worden gevolgd."

 

IEPT20191224, Hof Arnhem-Leeuwarden, Spinnin

 

Lees hier de volledige conclusie.