Conclusie A-G: 'Op welke drager ook' strekt zich ook uit tot cloudcomputing

26-10-2021 Print this page
B916280

Zaak C-433/20 Austro-Mechana v Strato. Prejudiciële vragen Oberlandesgericht Wien, Oostenrijk. Conclusie A-G Hogan.


Uitzondering voor kopiëren voor privégebruik. Terbeschikkingstelling van servers van derden aan natuurlijke personen voor privégebruik. Uitlegging van begrip ‚op welke drager dan ook’, omvat ook cloudcomputingdiensten. Billijke compensatie.


De in artikel 5, lid 2, onder b), van [InfoSoc-harmonisatierichtlijn] gebezigde uitdrukking reproductie, op welke drager dan ook’ strekt zich mede uit tot de reproductie op basis van cloudcomputingdiensten die worden aangeboden door een derde.
 

Er is geen afzonderlijke heffing of vergoeding verschuldigd voor reproducties die een natuurlijke persoon voor privédoeleinden maakt met gebruikmaking van door een derde aangeboden cloudcomputingdiensten, mits de in de betrokken lidstaat over apparaten/dragers betaalde heffingen tevens het nadeel weerspiegelen dat een dergelijke reproductie de rechthebbende berokkent. Wanneer een lidstaat er daadwerkelijk voor heeft gekozen te voorzien in een heffingenstelsel ten aanzien van apparaten/dragers, mag de verwijzende rechter er in beginsel van uitgaan dat dit op zichzelf een ‚billijke compensatie’ in de zin van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 oplevert, tenzij de rechthebbende (of diens vertegenwoordiger) duidelijk kan aantonen dat dergelijke betaling gezien de feitelijke omstandigheden van de onderhavige zaak niet toereikend zou zijn.

 

35.      Men krijgt juist duidelijk de indruk dat het gebruik van de ruime en technologisch neutrale formulering – „reproducties op welke drager dan ook”(19) – in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 zich verzet tegen die uitlegging.(20) Een letterlijke uitlegging van die woorden op zichzelf(21) waarborgt mijns inziens dat de uitzondering niet beperkt is tot reproducties op een fysieke drager of substraat of zelfs in analoge of niet-digitale vorm.(22) De uitzondering strekt zich dus onder meer uit tot reproducties in zowel analoge als digitale vorm(23) en reproducties op fysiek materiaal zoals papier of cd’s/dvd’s of op iets minder tastbare dragers/substraten zoals, in de onderhavige zaak, opslagruimte of ‑capaciteit(24) die in de cloud ter beschikking wordt gesteld door een internetprovider. In zoverre moeten de bewoordingen van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 worden afgezet tegen die van artikel 5, lid 2, onder a), van deze richtlijn, aangezien in laatstgenoemde bepaling uitdrukkelijk staat te lezen dat haar werkingssfeer beperkt is tot „de reproductie op papier of een soortgelijke drager”.(25)

36.       Die gevolgtrekking wordt bovendien ondersteund door een van de voornaamste doelstellingen van richtlijn 2001/29, te weten ervoor te zorgen dat de auteursrechtelijke bescherming in de Europese Unie niet achterhaald wordt of in onbruik raakt door de voortgang van de technologische ontwikkeling en de opkomst van nieuwe vormen van exploitatie van auteursrechtelijk beschermde content.(26) Die doelstelling zou echter worden ondermijnd wanneer de uitlegging van de beperkingen en restricties op die bescherming – die volgens overweging 31 van richtlijn 2001/29 werden vastgesteld in het licht van de nieuwe elektronische omgeving – tot gevolg zou hebben dat niet evenzeer rekening kan worden gehouden met die technologische ontwikkelingen en de opkomst van met name digitale dragers en cloudcomputing.(27)

37.      Aan mijn conclusie ter zake wordt niet afgedaan door het feit dat auteursrechtelijk beschermde content wordt gereproduceerd op opslagruimte binnen de cloud die ter beschikking wordt gesteld of wordt aangeboden door een derde die een internetprovider is. In het arrest VCAST(28), dat eveneens betrekking had op cloudcomputingdiensten (zij het in andere context, te weten die van het faciliteren van het illegaal downloaden van auteursrechtelijk beschermd televisiemateriaal), bevestigde het Hof zijn vaste rechtspraak dat natuurlijke personen voor een beroep op artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 niet in het bezit hoeven te zijn van de apparatuur waarmee de reproducties worden gemaakt. Apparaten of kopieerdiensten kunnen ook worden geleverd door derden, wat de noodzakelijke feitelijke voorwaarde is waaronder de betrokken natuurlijke personen privékopieën kunnen verkrijgen.(29)

 

Lees de conclusie hier