Conclusie A-G Timmerman in zake Skyscanner tegen Stichting Reclame Code Commissie

20-07-2018 Print this page
B915471

Oneerlijke handelspraktijkenReclamerechtOnrechtmatige daad. Conclusie A-G Timmerman in zake Skyscanner tegen Stichting Reclame Code Commissie (RCC). Skyscanner is in cassatie gekomen tegen het oordeel van het Hof Amsterdam van 7 maart 2017 (IEPT20170317) dat de CvB van de RCC mocht oordelen dat het opnemen van het aanbod van Govolo (dat handelde in strijd met Reclamecode in de prijsvergelijking een oneerlijk handelspraktijk oplevert.

 

De conclusie van A-G Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep. Naar mening van de A-G dienen alle onderdelen van de klachten te falen.

 

“II.A

 

3.21.

Onderdeel II bevat een hoofdklacht (II.A), die is aangevuld met een aantal sub-klachten (II.A.1 tot en met II.A.7). De hoofdklacht is, blijkens de titel die aan onderdeel II is gegeven, (met name) gericht tegen het volgende oordeel van het hof in rov. 3.9: “Dit betekent dat kan worden gezegd dat het opnemen van een aanbod als dat van Govolo rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering - in de zin van het gebruik én het genereren van omzet - van de website van Skyscanner.” De hoofdklacht wordt als volgt ingeleid door Skyscanner: het oordeel van het hof in rov. 3.5 t/m 3.13 over de onrechtmatigheid van de CvB-uitspraak getuigt van een onjuiste rechtsopvatting over de geldende juridische normen en/of is onbegrijpelijk gemotiveerd indachtig de door Skyscanner ingenomen juridische en feitelijke stellingen.

 

3.22.

De hoofdklacht treft geen doel. Het hof heeft mijns inziens op goede gronden in rov. 3.9 van het bestreden arrest overwogen dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het opnemen van een (oneerlijk) aanbod als dat van Govolo en het gebruikmaken door de consument van de website van Skyscanner om op dit aanbod in te gaan, waarmee Skyscanner omzet genereert. In het onderdeel noemt Skyscanner een aantal factoren die het hof volgens Skyscanner in aanmerking had moeten nemen. Mijns inziens heeft het hof aandacht besteed aan die factoren. Ik verwijs voor randnummer 2.39 van het onderdeel naar rov. 3.8, rov. 3.16 en rov. 3.17 en voor randnummer 2.40 naar rov. 3.11.”

 

Lees de volledige conclusie hier.