Conclusie A-G van Peursem tot toewijzing van voeging in cassatieprocedure

27-03-2020 Print this page
B916006

Procesrecht. Cassatie tegen het arrest van 16 juli 2019 (IEPT20190716), waarin de exhibitievordering en een verbod op faciliteren van opslag, vervoeren en verhandelen van communautaire gedecodeerde Hennessy-producten werd toegewezen. LB11 heeft bij incidentele conclusie gevorderd om in de onderhavige cassatieprocedure te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde Top Logistics. A-G van Peursem concludeert tot toewijzing van de incidentele vordering tot voeging.

 

Voeging is volgens Van Peursem mogelijk in cassatie als aan de eisen van artikel 217 Rv is voldaan en de vordering tijdig is ingesteld (artikel 218 Rv). De aard van de cassatieprocedure verzet zich niet tegen voeging, met dien verstande dat de derde die zich heeft mogen voegen gebonden is aan de rechtsstrijd die door de middelen is bepaald en niet zelf middelen tegen de bestreden uitspraak kan aanvoeren, ook al mocht de cassatietermijn nog niet zijn verstreken. Een vordering tot voeging in cassatie kan niet dienen tot herstel van een eventueel verzuim om (tijdig) beroep in cassatie in te stellen. Naar het oordeel van Van Peursem heeft LB11 voldoende belang om voor voeging in aanmerking te komen:

 

“2.6 Gelet op het door haar gestelde belang, dat niet wordt bestreden (oorspronkelijke eiser en verweerders in het cassatieberoep hebben zich m.b.t. de voeging gerefereerd aan het oordeel van Uw Raad), heeft LB11 het voor voeging vereiste belang. Er is voldoende gesteld ter onderbouwing van feitelijke of juridische gevolgen die toe- of afwijzing van de vordering in de procedure kan hebben. Dit gaat verder dan het alleen stellen van een mogelijke precedentwerking, wat niet voldoende zou zijn. Met name het in 3.5 van de voegingsconclusie gestelde reële risico op nadeel in de vorm van aansprakelijkheidsstelling van LB11 door Top Logistics ten gevolge van deze procedure (vanwege een mogelijk oordeel dat Top Logistics onrechtmatig handelt door het faciliteren van merkinbreuken van derden). Dat lijkt mij aan de te stellen eisen voor voeging te voldoen. Gesteld noch gebleken is verder dat de eisen van een goede procesorde in dit geval aan toewijzing in de weg staan12. De gevorderde voeging lijkt mij dan ook toewijsbaar.”

 

Lees de conclusie hier.