Conclusie A-G Van Peursem: Vernietiging UMTS-arrest

05-11-2021 Print this page
B916294

OctrooirechtA-G van Peursem: "Deze zaak maakt deel uit van een samenstel van vier nog resterende samenhangende cassatiezaken over mobiele telefoontechnologie. Philips is houdster van de Europese octrooien, welke zijn aangemeld als standaard essentieel octrooi (standard essential patent: “SEP”) voor (het HSUPA- c.q. HSDPA-protocol van) de UMTS-standaard (3G+) en de LTE-standaard (4G).


Asus en Wiko houden zich onder meer bezig met de verkoop van producten voor draadloze communicatie (mobiele telefoons). Philips is tegen zowel Asus als Wiko drie (bodem)procedures gestart. Volgens Philips hebben zij (het HSUPA- en HSDPA-protocol van) de UMTS-standaard in hun producten toegepast zonder een licentievergoeding te betalen voor het gebruik van de drie octrooien. Philips vordert een inbreukverbod, recall en schadevergoeding/winstafdracht.


Philips komt denk ik wel terecht op tegen het oordeel (IEPT20191224) dat verschilmaatregel i), toepassing van een spreidingsfactor van 256, geen bijdrage kan leveren aan de oplossing van het objectieve technische probleem en daarom buiten beschouwing moet blijven. Volgens mij heeft het hof onvoldoende gerespondeerd op stellingen van Philips waaruit volgt dat synergie bestaat tussen maatregel i) en maatregelen ii) en iii) en dat er zodoende hier geen sprake is van enkele juxtaposition. In geval van synergie hadden de maatregelen in het kader van de inventiviteitstoets tezamen beoordeeld moeten worden en niet louter afzonderlijk.


Eveneens slagen volgens mij een aantal klachten over het oordeel dat verschilmaatregel iii), een meting van de signaal-interferentieverhouding (SIR) op 2 bits, niet inventief is. Aan dat oordeel ligt onder meer ten grondslag dat de vakman zou zijn nagegaan of een SIR-meting op 2 bits geschikt is voor een kanaal zonder gebruikersdata, zoals hier aan de orde, en dat de vakman met enkele eenvoudige simulaties kan vaststellen dat een 2-bits SIR-meting bij dat type kanaal geen probleem oplevert. Volgens de in onze zaak toegepaste Guidelines van het EOB doet zo’n try and see situatie zich voor als sprake is van een op zichzelf voor de hand liggende theorie, in die zin dat de gemiddelde vakman tot de betreffende theoretische oplossing zou zijn gekomen, en deze mogelijke maatregel zonder technische moeilijkheden kan worden getest. Volgens mij heeft het hof onvoldoende gemotiveerd dat op de prioriteitsdatum sprake was van een dergelijke voor de hand liggende theorie.
 

Het bestreden arrest kan volgens mij op die twee gronden niet in stand blijven."

 

ECLI:NL:PHR:2021:847ECLI:NL:PHR:2021:846