Conclusie AG: Absolute nietigheidsgronden en kwader trouw zijn autonome begrippen, maar niet exclusief
18-02-2025 Print this page
Verzoekende partij CeramTec is een bedrijf dat gespecialiseerd is in de ontwikkeling en distributie van technische keramische onderdelen die bestemd zijn voor de samenstelling van heup- en knie-implantaten. Op 23 augustus 2011 heeft Ceramtec Uniemerkaanvragen ingediend voor keramisch composietmateriaal. Op 13 december heeft Ceramtec de verwerende partij ‘CoorStek Bioceramics LLC’ (hierna: CoorStek) gedagvaard voor merkinbreuk en oneerlijke concurrentie op basis van meeliftgedrag. Coorstek houdt zich bezig met de vervaardiging van medische onderdelen van geavanceerde technische keramiek. Bij de rechter in tweede aanleg is opgemerkt dat Ceramtec bij de aanvraag van Uniemerken ter kwader trouw was en haar monopolie beoogde te verlengen. Ceramtec heeft hiertegen cassatie ingesteld.
Zaak C‑17/24 CeramTec v Coorstek
In artikel 7 van verordening 207/2009 zijn de absolute weigeringsgronden bepaald voor de inschrijving van een teken als merk. Zo is bepaald onder e), ii) dat inschrijving wordt geweigerd van tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen. Artikel 52, lid 1, onder b), stelt dat een merk nietig kan worden verklaard wanneer een merk is ingeschreven in strijd met artikel 7 of als de aanvrager bij de indiening van de aanvraag te kwader trouw was. De verwijzende rechter wil weten hoe deze artikelen zich tot elkaar verhouden, of ze beide autonoom zijn en of ze elkaar uit kunnen sluiten.
Gestelde vragen:
1. Moet artikel 52 van verordening (EG) nr. 207/2009 van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk aldus worden uitgelegd dat de nietigheidsgronden van artikel 7, waarnaar artikel 52, lid 1, onder a), verwijst, en de nietigheidsgrond van kwade trouw als bedoeld in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening, autonoom zijn en elkaar uitsluiten?
2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, kan de kwade trouw van de aanvrager louter in het licht van de absolute weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 207/2009 worden beoordeeld zonder dat hoeft te worden vastgesteld dat het teken dat als merk is aangevraagd uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen?
3. Moet artikel 52, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 aldus worden uitgelegd dat er geen sprake is van kwade trouw van degene die een merkaanvraag heeft ingediend met het oogmerk om een technische oplossing te beschermen, wanneer na die aanvraag komt vast te staan dat er geen verband is tussen de betrokken technische oplossing en de tekens waaruit het aangevraagde merk bestaat?
Conclusie AG:
1) Artikel 52, lid 1, van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk, moet aldus worden uitgelegd dat: de absolute nietigheidsgronden van het Uniemerk, zoals bedoeld in de punten a) en b) van deze bepaling, die respectievelijk betrekking hebben op de inschrijving van een merk in strijd met artikel 7 van deze verordening en op de kwade trouw van de aanvrager bij de indiening van de merkaanvraag, autonoom maar niet exclusief zijn.
2) Bij de beoordeling van de kwade trouw van de aanvrager kan rekening worden gehouden met elementen die ook relevant kunnen zijn voor de absolute nietigheid van het betwiste merk op grond van artikel 52, lid 1, onder a), gelezen in samenhang met artikel 7, lid 1, onder e), ii), van deze verordening. De enkele omstandigheid dat niet volledig is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van deze absolute weigeringsgrond, verhindert noch een dergelijke beoordeling, noch de nietigverklaring van het merk wegens kwade trouw van de aanvrager, wanneer uit alle relevante factoren die eigen zijn aan het specifieke geval en die bestonden op het moment van de indiening van de aanvraag, blijkt dat deze niet was bedoeld om op loyale wijze deel te nemen aan de marktwerking, maar te kwader trouw ingediend.