Conclusie AG: Bepaalde landbouwers-uitzondering ongeldig bij herhaald en opzettelijke schending

03-11-2022 Print this page
B916445

Kwekersrecht. Landbouwers-uitzondering waarbij ten minste viervoud van licentiebedrag in rekening wordt gebracht is ongeldig in geval van herhaalde en opzettelijke schending van billijke vergoedingsplicht.

Uit samenvatting Minbuza: Eiseres is een vennootschap dienend als vereniging van houders van kwekersrechten wiens belangen zij dient te behartigen, met name qua rechten op informatie en betaling. Gedaagde is landbouwer en heeft aanplanting verricht van het door het Unierecht beschermde wintergewas “KWS Meridian”, waarover eiseres informatie heeft gevorderd.
 

In lijn met artikel 94, lid 2, van verordening 2100/94 (“basisverordening”) heeft de eiseres schadevergoeding gevorderd van de gedaagde, die door hem is betaald tegen het standaardbedrag dat verschuldigd is onder licentievergoeding. Echter, eiseres heeft verdergaande schadevergoeding geëist ten hoogte van het viervoudige van het bedrag betaald ten hoogte van de licentievergoeding, zich baserend op artikel 18, lid 2, van verordening 1768/95 (“uitvoeringsverordening”), dat een dergelijke eis toestaat in geval van herhaaldelijke en opzettelijke niet-nakoming van de verplichtingen betreffende beschermede gewassen. Gedaagde heeft zich hiertegen in beroep verzet dat in eerste aanleg is verworpen. Tegen dat besluit heeft de gedaagde hoger beroep aangetekend.

 

Conclusie AG:

"Artikel 18, lid 2, van verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers, is ongeldig ten aanzien van artikel 94, lid 2, eerste volzin, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht, voor zover die bepaling, in geval van herhaaldelijke en opzettelijke schending van de verplichting tot betaling van de billijke vergoeding volgens artikel 14, lid 3, vierde streepje, van verordening nr. 2100/94, voorziet in een vergoeding van de door de houder geleden schade van ten minste het viervoud van het gemiddelde bedrag dat in rekening wordt gebracht voor het in hetzelfde gebied in licentie produceren van teeltmateriaal van hetzelfde ras.


In zaak C‑522/21 en ECLI:EU:C:2022:847

 

Illustratie: Rasbak - CC BY SA 3.0