Conclusie AG: Lidstaat zou verklaring van uitvoering moeten weigeren of intrekken wanneer dit tot kennelijke schending van meningsuiting leidt

08-03-2024 Print this page
B916648

Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen. Boete opgelegd aan een krant en een van haar journalisten wegens schade toegebracht aan de reputatie van een sportclub Real Madrid en vrijheid van meningsuiting. Er wordt om verklaring van uitvoerbaarheid van een beslissing van Spaanse Hof gevraagd in Frankrijk. AG concludeert dat wanneer dit zou leiden tot een kennelijke schending van de vrijheid van meningsuiting, die verklaring moet worden geweigerd of ingetrokken.
 

PUBLICATIE 


Feiten via MinBuza, B916473: Volgens de bestreden arresten is in de digitale uitgave van de krant Le Monde op 07-12-2006 een door EE, journalist en werknemer van deze krant, geschreven artikel gepubliceerd met de titel "Le Real Madrid et le Barça liés au docteur Fuentes"„(Real Madrid en Barça in verband gebracht met dokter Fuentes)”. De volgende dag is het artikel in de papieren uitgave verschenen, samen met een interview met die arts. De krant beweerde dat Real Madrid Club de Fútbol gebruikmaakte van de diensten van dokter Fuentes, de initiatiefnemer van een bloeddopingnetwerk dat eerder in de wielerwereld aan het licht was gekomen. Op 23-12-2006 heeft Le Monde zonder verder commentaar een ingezonden brief van Real Madrid gepubliceerd waarin de club de geruchten ontkent. 

 

De club en een lid van zijn medisch team, AE, hebben tegen de uitgever van Le Monde en EE vorderingen tot schadevergoeding wegens aantasting van hun eer ingesteld. De Spaanse rechter in eerste aanleg heeft de Société Editrice du Monde en EE veroordeeld om aan de club 300 000 EUR en aan AE 30 000 EUR te betalen. De Spaanse rechter in tweede aanleg heeft dit bevestigd. De hoogste rechterlijk instantie van Spanje heeft het cassatieberoep verworpen. Op 15-02-2018 heeft de Franse rechter in eerste aanleg twee verklaringen van uitvoerbaarheid afgegeven. Bij arresten van 15-09-2020 heeft de Franse rechter in tweede aanleg (cour d’appel de Paris) deze verklaringen vernietigd en geoordeeld dat de Spaanse beslissingen niet ten uitvoer konden worden gelegd in Frankrijk, omdat zij kennelijk in strijd waren met de Franse internationale openbare orde. 

 

De cour d’appel de Paris leidt daaruit af dat deze veroordelingen van een journalist en een persorgaan tot betaling van een uitzonderlijk hoog bedrag noodzakelijkerwijs een afschrikkende werking hebben op hun deelname aan de publieke discussie over onderwerpen die van belang zijn voor de samenleving, waardoor zij de media kunnen belemmeren in de uitvoering van hun informerende en controlerende taak, zodat de erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissingen waarbij deze veroordelingen zijn uitgesproken, de Franse internationale openbare orde op onaanvaardbare wijze zou schenden, aangezien daarmee inbreuk zou worden gemaakt op de vrijheid van meningsuiting. Real Madrid en AE hebben cassatieberoep ingesteld. Zij betogen o.a. dat een schadevergoeding enkel op evenredigheid mag worden getoetst indien zij een straf en geen compensatie vormt en dat de cour d’appel de Paris, door zijn eigen schadebeoordeling in de plaats te stellen van die van de rechter in de staat van herkomst, de juistheid van de in die lidstaat gegeven beslissing heeft onderzocht, hetgeen in strijd is met artikel 34, lid 1, en artikel 36 van de Brussel I-verordening.

 

Conclusie AG:

Artikel 45, lid 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – gelezen in samenhang met artikel 34, punt 1, en artikel 45, lid 2, ervan – alsook artikel 11 van het Handvest moeten aldus worden uitgelegd dat:

 een lidstaat waar om tenuitvoerlegging wordt verzocht van een in een andere lidstaat gegeven beslissing waarbij een uitgever van een krant en een journalist zijn veroordeeld wegens aantasting van de reputatie van een sportclub en een lid van haar medisch team door in die krant gepubliceerde informatie, een verklaring van uitvoerbaarheid van die beslissing moet weigeren of intrekken wanneer deze zou leiden tot kennelijke schending van de door artikel 11 van het Handvest gewaarborgde vrijheid van meningsuiting.

 

Van een dergelijke schending is er sprake wanneer de tenuitvoerlegging van die beslissing mogelijkerwijs een afschrikkend effect heeft op de deelname aan het debat over een onderwerp van algemeen belang door zowel de personen tegen wie de veroordeling is uitgesproken als andere persagentschappen en journalisten in de aangezochte lidstaat. Een dergelijk afschrikkend effect kan zich voordoen wanneer het opgelegde totaalbedrag kennelijk onredelijk is in het licht van de aard en de economische situatie van de betrokkene. Voor een journalist is er sprake van een mogelijk afschrikkend effect wanneer dat bedrag gelijk is aan meerdere tienvouden van het standaardminimumloon in de aangezochte lidstaat. Voor een uitgever van een krant moet het mogelijk afschrikkend effect worden opgevat als een kennelijke bedreiging voor het financiële evenwicht van de krant. De rechter van de aangezochte lidstaat mag de ernst van de fout en de omvang van de schade enkel in aanmerking nemen om vast te stellen of het totaalbedrag van een veroordeling weliswaar op het eerste gezicht kennelijk onredelijk is, maar niettemin geschikt is om de gevolgen van de lasterlijke uitlatingen tegen te gaan.

 


ECLI:EU:C:2024:127 in zaak C-633/22