Conclusie AG over Cbo's die niet handhaven tegen 'lek' wanneer privéstreamingaccounts bedrijfsmatig worden ingezet

14-11-2023 Print this page
B916602

Auteursrechtelijke licenties voor achtergrondmuziek. Marktafbakening. Maken collectieve beheersorganisaties misbruik van machtspositie door verschillende voorwaarden te hanteren tussen afnemer voor het zakelijke segment en afnemers voor het particuliere segment? Vernietiging arrest en verwijzing.

Buma/Stemra heeft aan ABMD-leden een licentie verleend voor het bedrijfsmatig gebruik van muziek. Op basis van die licentie stellen ABMD-leden bestanden met achtergrondmuziek ter beschikking aan onder meer winkels en horecagelegenheden. Buma/Stemra verleent ook aan streamingdiensten zoals Spotify licenties voor privégebruik van muziek. Op basis daarvan stellen streamingdiensten muziek ter beschikking aan abonnees. ABMD-leden betalen voor bedrijfsmatig gebruik per abonnee een tarief dat door of namens hen met Buma/Stemra is onderhandeld. Dat tarief is hoger dan het tarief dat Spotify en andere de streamingdiensten per abonnee voor privégebruik aan Buma/Stemra betalen. Zo lang zakelijk gebruik en privégebruik gescheiden kanalen blijven leidt het verschil in tarief niet tot problemen. Er zijn echter abonnees van streamingdiensten, zoals eigenaren van cafés, die hun particuliere abonnement in strijd met de voorwaarden bedrijfsmatig gebruiken. Volgens ABMD c.s. gaat dit ‘lek’ ten koste van hun marktpositie.

 

ABMD c.s. trachten met deze procedure wat zij zien als verstoring van het gelijke speelveld ongedaan te maken. Zij hebben er niet voor gekozen om een of meer streamingdiensten (of bepaalde abonnees van die aanbieders) aan te spreken, maar om Buma/Stemra in rechte te betrekken. ABMD c.s. stellen dat Buma/Stemra door op gelijke prestaties ongelijke voorwaarden toe te passen misbruik maakt van haar machtspositie en op die grond jegens hen onrechtmatig handelt. Volgens ABMD c.s. is Buma/Stemra gehouden om op te treden tegen privépersonen die van streamingdiensten verkregen muziek bedrijfsmatig gebruiken omdat dit een auteursrechtinbreuk behelst. Ook betogen zij, samengevat, dat Buma/Stemra de licentietarieven voor hen dient gelijk te trekken met de tarieven voor streamingdiensten.

 

Centraal geschilpunt in cassatie is of het hof terecht heeft geoordeeld dat Buma/Stemra door niet handhavend op te treden en het bestaande tariefverschil niet aan te passen art. 102, tweede alinea, onder c), VWEU (hierna: art. 102 sub c VWEU) heeft geschonden. Deze verdragsbepaling vermeldt als voorbeeld van misbruik van machtspositie “het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging”. De eerste vraag is of het hof terecht heeft geoordeeld dat Buma/Stemra een machtspositie bezit en, zo ja, op welke markt. De tweede vraag is of juist is het oordeel van het hof dat ABMD-leden en streamingdiensten met elkaar concurreren waar het de terbeschikkingstelling van muziek voor bedrijfsmatig gebruik betreft. Het hof heeft die vraag bevestigend beantwoord, hoewel de streamingdiensten op die (zakelijke) markt niet zelf diensten aanbieden. Door ABMD-leden en streamingdiensten als elkaars concurrenten aan te merken kon het hof hun positie met elkaar vergelijken en daarmee de stap zetten naar de derde vraag, of Buma/Stemra gelijke voorwaarden toepast op gelijkwaardige situaties en zo nee, of zij – en dat is de vierde vraag – de ABMD-leden daardoor nadeel heeft berokkend bij de concurrentie. Het hof komt tot de slotsom dat dit laatste het geval is en dat Buma/Stemra daarom in strijd met art. 102 sub c VWEU en jegens AMBD c.s. onrechtmatig heeft gehandeld.

 

Buma/Stemra komt in cassatie met tal van klachten op tegen deze door het hof gegeven beoordeling. Verschillende klachten zijn naar mijn mening terecht voorgesteld. 

 

De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden eindarrest van het gerechtshof Amsterdam en tot verwijzing.

Lees de Conclusie AG hier