Conclusie AG over het schrijven over illegale sublicentiëring door een masterlicentiehouder internationale kansspelen

01-12-2023 Print this page
B916611

Mag een journalist publiceren dat sprake is van illegale sublicentiëring (voor het exploiteren van buitengaatse hazardspelen) door een ‘masterlicentiehouder’? Deze overzeese zaak draait om een drietal publicaties over een goksite in de Knipselkrant Curaçao, waaraan de hoofdredactrice ([verweerder]) in een naschrift heeft toegevoegd, kort gezegd, dat sprake is van een illegale sublicentie (voor het exploiteren van buitengaatse hazardspelen). De Curaçaose vennootschap die de desbetreffende sublicentie heeft uitgegeven (Cyberluck), haar directeur, een Curaçaos trustkantoor dat het bestuur voor buitengaatse sublicentiehouders verzorgt (Pearl) en haar directeur hebben in kort geding rectificatie met betrekking tot de publicaties gevorderd.

 

Volgens het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (IEPT20111201) is het naschrift bij de publicaties niet gebaseerd op de feiten en daarmee onjuist en misleidend, nu de praktijk van sublicentiëren uitdrukkelijk niet verboden is. Het gerecht heeft de hoofdredactrice dan ook veroordeeld tot, kort gezegd, een rectificatie met die strekking.

 

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IEPT20221011) heeft in hoger beroep van dit kort geding anders geoordeeld. Volgens het hof is de vraag, onder meer, of de kwalificatie van het ‘sublicentiëren’ als ‘illegaal’ onder het bereik valt van de vrijheid van meningsuiting van een journalist. Het hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de hoofdredactrice zich opstelt als ‘public watchdog’ en dat het hier gaat om een kwestie van groot algemeen belang voor het Land Curaçao. De inhoud en vorm van de uitingen zijn niet disproportioneel en afweging van de in art. 10 EVRM beschermde vrijheid van meningsuiting van de hoofdredactrice en het in art. 8 EVRM beschermde recht op privéleven van de twee genoemde directeuren, van wie bij een van de publicaties ook foto’s waren geplaatst, valt in het voordeel van de hoofdredactrice uit.

 

Met het cassatieberoep van Cyberluck wordt gepoogd een richtinggevende uitspraak over de (il)legaliteit van sublicentieverlening door ‘masterlicentiehouders’ in Curaçao te verkrijgen. Daarnaast komen enkele bijzonderheden van het Curaçaose (appel)procesrecht aan bod.

Deze zaak hangt samen met de zaak die bij de Hoge Raad aanhangig is onder zaaknummer 22/04570, waarin ik vandaag ook concludeer. In die zaak is rectificatie gevorderd van twee andere publicaties uit de Knipselkrant Curaçao. Het oordeel van het hof in verband met de (il)legaliteit van sublicentieverlening en de daartegen gerichte cassatieklachten zijn grotendeels gelijkluidend.


Conclusie:

Uit het voorgaande maak ik op dat niet (zozeer) sprake lijkt te zijn van een gebrek aan richtinggevende rechtspraak over de (il)legaliteit van sublicentiëring, maar dat het door Cyberluck veronderstelde ‘beleid in gokzaken’ zich in de feitenrechtspraak kennelijk niet in de door haar gewenste richting lijkt te bewegen. In de feitenrechtspraak is immers een (voorzichtige) tendens te bespeuren dat subliciëntering onder omstandigheden niet alleen onrechtmatig kan zijn, maar ook onwettig. Hoe dat ook zij, de onderhavige zaak – een kort geding – leent zich mijns inziens niet voor een richtinggevend oordeel van Uw Raad over de (il)legaliteit van sublicentiëring, nog daargelaten dat in de ruime betekenis van ‘illegaal’ als onrechtmatig een algemeen oordeel ook moeilijk is te geven, omdat dat sterk contextueel afhankelijk (op basis van welke vergunningsvoorwaarden, jegens wie, et cetera) is.

 

Over ‘illegaal’ in de betekenis van ‘onwettig’ merk ik, in lijn met de doctrine, nog op dat daarvoor verder gekeken moet worden dan de tekst van de Landsverordening. Het hof spreekt in het bestreden vonnis van “een teleologische uitleg”. Het voorshandse oordeel van het hof dat de aldaar genoemde omstandigheden moeilijk lijken te rijmen met enig legitiem doel van de Landsverordening buitengaatse hazardspelen, kan ik in dat licht bezien goed volgen.

De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.


ECLI:NL:PHR:2023:1033