Conclusie P-G: Reciprociteit - in de VS geen auteursrecht, dan ook niet in Nederland

26-10-2021 Print this page
B916282

Zaak Kwantum tegen Vitra. Conclusie P-G Drijber
Naar de mening van P-G Drijber slaagt onderdeel 1 van het principale cassatiemiddel. Uitgaande van het vaststaande feit dat de DSW van Vitra  in de Verenigde Staten geen auteursrechtelijke bescherming geniet of heeft genoten, is niet aan de voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming op de voet van art. 2 lid 7 Berner Conventie voldaan. Dit betekent dat het auteursrechtelijke gedeelte van het bestreden arrest, inclusief de proceskostenveroordeling, niet in stand kan blijven.

 

1.3. De centrale vraag is of het feit dat het stoelontwerp in de Verenigde Staten niet auteursrechtelijk is beschermd tot gevolg heeft dat reciprociteit ontbreekt en het ontwerp om die reden in Nederland en België ook niet auteursrechtelijk is beschermd (standpunt Kwantum), of dat voor het aannemen van materiële reciprociteit volstaat dat het stoelontwerp in de Verenigde Staten beschermbaar is als werk van toegepaste kunst met als gevolg dat het ontwerp hier ook als zodanig beschermd is (standpunt Vitra). In het standpunt van Kwantum spelen individuele omstandigheden een rol (zoals het feit dat bescherming in de Verenigde Staten ontbrak omdat niet was voldaan aan het vereiste van een copyright notice). Vitra abstraheert juist van dergelijke individuele omstandigheden. 


1.4. Het hof heeft deze discussie in het voordeel van Vitra beslist. Volgens het hof komt het erop aan of het stoelontwerp naar Amerikaans auteursrecht kan worden gekwalificeerd als een werk van toegepaste kunst en doet niet ter zake of het stoelontwerp in de Verenigde Staten ook daadwerkelijk auteursrechtelijke bescherming geniet. Bepalend is weliswaar het concrete ontwerp (en niet een bepaalde categorie van ontwerpen), maar van individuele omstandigheden die aan auteursrechtelijke bescherming in het land van oorsprong in de weg staan wordt geabstraheerd. De door het hof gevolgde benadering noem ik in deze conclusie de ‘semi-concrete toets’. Naar mijn mening heeft het hof een maatstaf aangelegd, die afwijkt van het MAG/Edco-arrest van de Hoge Raad. Hierover gaat onderdeel 1 van het principale cassatiemiddel, dat mijns inziens doel treft.
 

6.1 Naar mijn mening slaagt onderdeel 1 van het principale cassatiemiddel (zie hiervoor, 4.22-4.33). Uitgaande van het vaststaande feit dat de DSW in de Verenigde Staten geen auteursrechtelijke bescherming geniet of heeft genoten, is niet aan de voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming op de voet van art. 2 lid 7 BC voldaan. Dit betekent dat het auteursrechtelijke gedeelte van het bestreden arrest, inclusief de proceskostenveroordeling, niet in stand kan blijven.

 

Lees de conclusie hier