Conclusies tot stellen van vragen over billijke vergoeding voor 'offline streaming copies' of 'tethered downloads'

01-12-2023 Print this page
B916610

De twee conclusies (ECLI:NL:PHR:2023:956ECLI:NL:PHR:2023:955) in deze auteursrechtzaken ziet op de thuiskopieregeling van art. 16c Auteurswet (Aw) en de vraag of smartphones, pc’s en laptops kunnen worden onderworpen aan de thuiskopieheffing voor het maken van ‘offline streaming copies’, ook wel ‘tethered downloads’ genoemd, van auteursrechtelijk beschermde werken. Dat zijn kopieën van werken die door aanbieders van betaalde streamingdiensten zoals Spotify op verzoek van een gebruiker van de dienst (de abonnee) worden opgeslagen op een gegevensdrager, zodat de gebruiker die werken ook offline kan afspelen De Haagse rechtbank oordeelde dat offline streaming copies niet als thuiskopie kwalificeren volgens art. 16c lid1 Aw.

 

Het Haagse Hof IEPT20220322 heeft daarentegen geoordeeld dat kopieën die een professionele/commerciële opdrachtnemer voor een natuurlijk persoon maakt niet onder de thuiskopieregeling van art. 16c Aw vallen en dat offline streaming copies dergelijke opdrachtkopieën zijn, zodat zij niet kunnen worden verdisconteerd in de thuiskopieheffing. SONT klaagt in cassatie dat het hof met zijn uitleg van art. 16c Aw buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Die klachten kunnen wat mij betreft niet slagen, zodat wordt toegekomen aan de materiële klachten over het oordeel dat offline streaming copies niet kwalificeren als thuiskopieën volgens art. 16c Aw1 en het oordeel dat offline streaming copies afwijken van thuiskopieën omdat de rechthebbende de controle daarover behoudt.

 

De positie van SONT is heel kort gezegd dat het offline streaming proces geen commerciële opdrachtkopie is, maar het door de gebruiker van die dienst benutten van een faciliteit die de commerciële dienstverlener verschaft aan de gebruiker om zelf die offline kopie te maken. De vraag of de hofuitleg van art. 16c Aw en het oordeel dat offline streaming copies geen thuiskopieën zijn verenigbaar zijn met art. 5 lid 2 sub b Auteursrechtrichtlijn (Arl), waarvan art. 16c Aw de implementatie vormt, lijkt mij, ondanks tamelijk overvloedige jurisprudentie van het Hof van Justitie (HvJEU) over deze richtlijnbepaling, geen acte éclairé, maar mogelijk wel een acte clair. Omdat hierover gerede twijfel mogelijk is, concludeer ik zekerheidshalve tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJEU.

 

Deze zaak hangt samen met zaak 22/02270, waarin Stg. De Thuiskopie (Thuiskopie) in cassatie komt tegen hetzelfde hofarrest als in de onderhavige zaak en waarin ik vandaag overeenkomstig concludeer (ECLI:NL:PHR:2023:955). Onderdeel 1 uit het SONT-beroep over de grenzen van de rechtsstrijd ontbreekt in het cassatiemiddel van Thuiskopie, zoals onderdeel 5 van Thuiskopie over rov. 4.1 ontbreek in het middel van SONT. Onderdeel 2 van het middel van SONT (offline streaming copies zijn wel thuiskopieën in de zin van art. 16c Aw) is vergelijkbaar met de onderdelen 1-3 van Thuiskopie, met dien verstande dat subonderdeel 2.4 van SONT meer algemeen klaagt dat offline streaming copies niet mogen worden uitgesloten op grond van de Auteursrechtrichtlijn, terwijl subonderdelen 2.3 en 2.4 van het Thuiskopieberoep het oordeel in rov. 4.7 aanvallen dat de gestelde extra eis dat geen sprake mag zijn van commerciële opdrachtkopieën aansluit bij tekst en doelstelling van de Auteursrechtrichtlijn. Onderdeel 3 van SONT over rov. 4.11 spoort met onderdeel 4 van Thuiskopie. De cassatieberoepen in beide zaken stemmen zodoende in sterke mate overeen.


Conclusie is dat dat de Hoge Raad het geding schorst en prejudiciële vragen stelt aan het Europese Hof van Justitie als voorgesteld:

1) Dient art. 5 lid 2 onder b Auteursrechtrichtlijn – in verbinding met art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn – aldus te worden uitgelegd dat reproducties met de kenmerken genoemd in rov. 4.2 van het in cassatie bestreden arrest in het hoofdgeding onder a) tot en met f) (‘offline streaming copies’ of ‘tethered downloads’ genoemd) niet onder die uitzondering/beperking op het exclusieve reproductierecht van art. 2 Auteursrechtrichtlijn in de zin van art. 5 lid 2 sub b Auteursrechtrichtlijn vallen?

 

2) Is daarbij een relevant gezichtspunt dat het begrijpen van ‘offline streaming copies’ in de in vraag 1) bedoelde zin onder een nationale regeling tot toekenning van een billijke vergoeding in de zin van art. 5 lid 2 onder 2 Auteursrechtrichtlijn afbreuk doet aan de normale exploitatie van de betreffende werken, waarmee de wettige belangen van de rechthebbende onredelijk worden geschaad in de zin van art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn?

 

3) Indien vragen 1) en/of 2) ontkennend worden beantwoord, dient art. 5 lid 2 onder b Auteursrechtrichtlijn – in verbinding met art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn – aldus te worden uitgelegd dat een nationale regeling tot toekenning van een billijke vergoeding waarbij reproducties die zijn vervaardigd met behulp van derden-opdrachtnemers die een commercieel oogmerk hebben daarvan zijn uitgesloten, daarmee onverenigbaar is?

 

4) Is daarbij een relevant gezichtspunt dat zelfs als art. 5 lid 2 onder b Auteursrechtrichtlijn zou toestaan om de in vraag 3) bedoelde opdrachtkopieën in beginsel wel te laten vallen onder een wettelijk stelsel voor het toekennen van een billijke vergoeding in de zin van die bepaling, een nationaal stelsel dat deze opdrachtkopieën daarvan echter uitsluit niettemin in overeenstemming is met art. 5 lid 2 onder b Auteursrechtrichtlijn, omdat minder vergaande maatregelen (opdrachtkopieën van commerciële opdrachtnemers vallen buiten het nationale billijke vergoedingsstelsel en dus ‘gewoon’ onder het exclusieve reproductierecht van de rechthebbende) die dus minder vergaande beperkingen op het exclusieve reproductierecht van de rechthebbende opleveren dan volgens art. 5 lid 2 sub b Auteursrechtrichtlijn in beginsel mogelijk zouden zijn, ook in overeenstemming met art. 5 lid 2 onder b Auteursrechtrichtlijn kunnen zijn, indien tevens aan art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn wordt voldaan en geen ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende goederen of diensten waarvoor een billijke vergoeding wordt geheven en de nationale regeling geen afbreuk doet aan de doelstellingen die worden nagestreefd met de Auteursrechtrichtlijn?

ECLI:NL:PHR:2023:956ECLI:NL:PHR:2023:955