CvB RCC: Suitsupply billboarduitingen toegestaan, website-uiting niet

24-05-2016 Print this page
B914456
(Met dank aan Daniel Haije en Sarah Arayess, Hoogenraad & Haak)

CvB RCC, 18 mei 2016, Suitsupply

Reclamerecht. Suitsupply heeft beroep ingesteld tegen vijf beslissingen  van de Reclame Code Commissie van 15 maart 2016. Het gaat om 3 reclame uitingen van Suitsupply die de RCC in strijd heeft geacht met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) omdat vrouwen worden afgebeeld als ‘lustobject’ en ‘speelobject’. Uitingen A en B maakten deel uit van een billboardcampagne. Uiting C was alleen op de website van Suitsupply te zien. Beslissingen 2016/00193 t/m 00193C betreffen uiting A, beslissing 2016/00193E betreft uitingen A-C. Met betrekking tot uiting A en B wordt geoordeeld dat het absurdistische karakter in de weg staat aan de opvatting dat sprake is van misbruik van een vrouw(enlichaam). Uiting C wordt wel in strijd met de reclamecode geacht, omdat niet duidelijk is onder welke omstandigheden het gedrag, dat een seksuele component heeft, plaatsvindt. Hierdoor is sprake van ongewenst seksueel getint contact. De onderstaande citaten komen uit beslissing 2016/00193E.

 

A: twee verkleind afgebeelde mannen op de borsten van een vrouw in badpak

4.9. Indien men de uiting zo uitlegt dat de mannen van de borsten van de vrouw afglijden, geldt dat de daarop volgende redenering dat de mannen dit doelbewust en tot hun eigen plezier doen feitelijk geen steun vindt in de uiting. Immers de uiting bevat geen specifieke aanwijzingen voor de aanname dat de mannen tot hun plezier gebruik maken van het lichaam van de vrouw en dat de vrouw zich gedwongen voelt om dit toe te laten. Voor zover men de uiting desondanks zo zou opvatten dat de mannen wel plezier beleven aan de situatie waarin zij zich bevinden, acht het College dit onvoldoende om de bestreden reclame-uiting, indien men in het straatbeeld daarmee wordt geconfronteerd, in strijd met artikel 2 NRC te achten. Het absurdistische karakter van de uiting staat in dit geval in de weg aan de gevolgtrekking dat sprake is van een reële situatie van misbruik van een vrouw(enlichaam). Evenmin kan worden gezegd dat de uiting een beeld verkondigt over (de positie van) de vrouw met een dusdanig negatieve strekking, dat dit voldoende rechtvaardiging kan bieden om Suitsupply aan te bevelen niet meer op de onderhavige wijze reclame te maken. Ten aanzien van deze uiting treffen de grieven doel en dient de klacht alsnog te worden afgewezen.

 

Uiting B: verkleind afgebeelde man zittend op de hals van een liggende vrouw

4.11. Het absurdistische karakter van de uiting staat in dit geval in de weg aan de gevolgtrekking dat sprake is van een reële situatie van misbruik van een vrouw( enlichaam). Evenmin kan worden gezegd dat de uiting een dusdanig negatief beeld verkondigt over (de positie van) de vrouw dat dit voldoende rechtvaardiging kan bieden om Suitsupply aan te bevelen niet meer op de onderhavige wijze reclame te maken. Ook ten aanzien van deze uiting treffen de grieven doel en dient de klacht alsnog te worden afgewezen.

 

Uiting C: een verkleind afgebeelde man die schuin achter de billen van een liggende vrouw staat terwijl hij zijn vlakke rechterhand omhoog houdt

4.14. Niet duidelijk is onder welke omstandigheden het gedrag in de uiting plaatsvindt. De houding van de vrouw biedt hierover geen uitsluitsel. Op grond van het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat sprake is van een situatie dat de man ongevraagd en op eigen initiatief de linker bil van de vrouw aanraakt en daarop bovendien een klap zal geven. Alsdan is sprake van ongewenst seksueel getint contact. Door de nadruk die op dit contact valt, zou de uiting aldus kunnen worden opgevat dat dergelijk gedrag als 'normaal' kan worden beschouwd. Naar het oordeel van het College komt hierdoor in uiting C een beeld naar voren dat niet in overeenstemming kan worden geacht met de goede smaak en het fatsoen. Het verspreiden van een reclame-uiting die uitdrukkelijk een vorm van ongewenst, mogelijk strafbaar gedrag met een seksuele component als normaal gedrag toont, kan maatschappelijk niet worden aanvaard nu dit kan bijdragen aan een ongewenste beeldvorming bij het publiek. Dat uiting C een absurdistische component heeft doordat de man veel kleiner is afgebeeld dan de vrouw, leidt niet tot een ander oordeel. Dit maakt het getoonde gedrag en dientengevolge de (beeldvorming die kan uitgaan van de) uiting immers niet minder ongewenst.

Lees de uitspraken hier: dossier 2016/00193, dossier 2016/00193A, dossier 2016/00193B, dossier 2016/00193C, dossier 2016/00193E.