Dat hij zelf feitelijk handelend is opgetreden

09-11-2011 Print this page

B9 10392. Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 november 2011, HA ZA 11-457, Gaastra International Sportswear B.V. & X-One B.V. . tegen [X].

Merkenrecht. Gaastra-zaak m.b.t. tot het online aanbieden van namaak Gaastra-kleding,  deze keer door een zekere Robbie, althans Rob, althans Joey, mogelijk Hassan. De vorderingen worden toegewezen, met dank aan gedaagde zelf: “De rechtbank overweegt dat uit hetgeen door [X] ter betwisting van de stellingen van Gaastra c.s. naar voren is gebracht, volgt dat vaststaat dat hij namaakkleding voorzien van de GAASTRA-merken heeft verkocht zoals beschreven is in het rapport van Goorts. Zelfs wanneer het zo is dat hij niet degene is geweest met wie de onderzoekers contact per e-mail en telefoon hebben gehad (hetgeen Gaastra c.s. betwisten), volgt uit zijn betoog dat hij wel degene is geweest die zij op afspraak hebben ontmoet en die de namaakkleding voorzien van de GAASTRA-merken heeft verkocht.”

Verbod merkinbreuk, opgave leveranciers en afnemers, vernietiging voorraad en 1019h proceskosten (€ 6.755,45).

4.5. Ten aanzien van [X]’s verwijzing naar de rol van Hassan, de omstandigheid dat hij door Hassan zou zijn opgelicht en zijn eigen ondergeschikte betrokkenheid bij het aanbieden en verkopen van namaakkleding, overweegt de rechtbank dat, ook als hiervan sprake zou zijn (hetgeen Gaastra c.s. gemotiveerd betwisten), dit niet kan leiden tot het oordeel dat [X] niet (in ieder geval mede) verantwoordelijk en daarmee aansprakelijk is voor het aanbieden en verkopen van namaakkleding. Uit [X]’s betoog blijkt immers dat hij als oprichter en geldschieter van het bedrijf van waaruit de kleding is aangeboden en geleverd, zou delen in de winst en dat hij zelf feitelijk handelend is opgetreden met betrekking tot de verkoop van kleding. De gevolgen van een en ander dienen dan ook voor zijn rekening te blijven. Er is in ieder geval onder de gegeven omstandigheden jegens Gaastra c.s. geen aanleiding die gevolgen niet voor [X]’s rekening te laten. Voor zover [X] stelt dat hij niet wist dat het om namaakkleding ging (hetgeen Gaastra c.s. betwisten) geldt dat, ook als dit juist is, dit niet kan leiden tot het oordeel dat geen sprake is van merkinbreuk omdat artikel 9 GMVo, evenals artikel 2.20 BVIE, geen kennis of bewustheid van merkinbreuk vereist.

Lees het vonnis hier