De atlas van het conflict

18-05-2011 Print this page

B9 9676. Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 mei 2011, KG ZA 11-525 MW/PV, S. tegen Uitgeverij 010 c.s.(met dank aan Sophie Besselink, Bousie advocaten).

Auteursrecht. Geschil tussen auteur en vormgever over, kort gezegd de credits en het gebruik van het werk in een overzicht van eigen werk.

Eiseres A. publiceert vanaf 2002 visuele weergaves van het conflict tussen Israël en de Palestijnen, eerst in eigen beheer, later bij uitgeverij 010 als boek onder de titel “Atlas of the conflict: Israel-Palestine". Het grafisch ontwerp van de Atlas is door gedaagde B. verzorgd.

In maart 22011 is de Atlas in Leipzig bekroond met de Gouden letter, de hoogste onderscheiding voor boekverzorging. In diverse publicaties over de prijs wordt alleen vormgever B. vermeld. Vormgever B. en 010 hebben daarnaast in 2010 het boek "I swear I use no art at all" uitgegeven. Het boek bevat een overzicht van het grafische oeuvre van B. In het boek zijn de twee pagina's uit de Atlas weergegeven, in nagenoeg zwart wit, met onleesbaar gemaakte tekst.

Eiseres stelt dat zij en vormgever B. gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het uiterlijk van het boek en daarom ook gezamenlijk gelauwerd moeten worden. Daarnaast stelt zij dat de weergave in het overzichtswerk van B. van de pagina’s uit de Atlas als een verminking van het werk moeten worden beschouwd. De met deze stellingen samenhangende vorderingen van eiseres worden door de voorzieningenrechter afgewezen.

Het auteursrecht, ook op de vormgeving, berust weliswaar bij eiseres, maar de vormgever was wel gerechtigd het op deze wijze op te nemen in zijn overzichtswerk: “Van belang daarvoor is het boek gaat over het werk van B. als vormgever en niet over hetgeen A. inhoudelijk met de Atlas naar voren wil brengen.” Extra naamsvermelding i.v.m. de genoemde vormgevingsprijs is naar het oordeel van de rechter om min of meer dezelfde redenen ook geen vereiste: “Dat A. als auteur van de Atlas ook intensieve bemoeienis heeft gehad met de vormgeving moge zo zijn, maar verplicht B. niet om haar naam  - naast die als auteur - nogmaals expliciet te noemen in verband met de vormgeving daarvan.”

4.2. De vorderingen van A. vallen in twee onderdelen uiteen. In de eerste plaats betreffen deze de uitgave van het boek en in de tweede plaats de wijze waarop B. c.s. zich tegenover derden hebben uitgelaten over de Atlas en het auteurschap van A. Ten aanzien van het boek wordt het volgende overwogen. (…) Nog daargelaten dat B. c.s. niet heeft aangetoond dat de gegevens zoals in de Atlas weergegeven niet het oorspronkelijk en persoonlijk stempel van A. dragen, rust voorshands ook, indien wordt uitgegaan van de stelling van B. c.s. dat A. slechts bestaande gegevens heeft verzameld, op haar als verzamelaar van die gegevens op grond van artikel 5, eerste lid, van de Auteurswet het auteursrecht op de Atlas. Van belang daarvoor is dat op grond van de gedingstukken, waaronder de eerdere publicaties van A., en het verhandelde ter terechtzitting, op dit moment voldoende aannemelijk is dat de Atlas onder leiding en toezicht van A. tot stand is gekomen.

4.3. Subsidiair heeft B. c.s. betoogd dat B. vanwege zijn inbreng in de totstandkoming van de Atlas als medeauteur daarvan moet worden aangemerkt. Ook daarin wordt B. c.s. voorshands niet gevolgd. Zoals hiervoor reeds overwogen is op dit moment voldoende aannemelijk, gelet op de eerdere versie van de Atlas, dat de Atlas tot stand is gekomen naar het ontwerp van en onder toezicht en leiding van A. Dat heeft tot gevolg dat ondanks de vormgeving door B. en de uitgebreide inspanningen die B. voor A. aan de Atlas heeft verricht, het auteursrecht daarvan op grond van artikel 6 van de Auteurswet uitsluitend op A. rust.

4.4. Meer subsidiair heeft B. c.s. een beroep gedaan op het in artikel 15a, eerste lid, van de Auteurswet vermelde citaatrecht. In dat kader heeft B. c.s. gesteld dat het boek is aan te merken als een studieboek of wetenschappelijke verhandeling over grafische vormgeving en dat de weergave van de twee pagina’s uit de Atlas daarin daarom is aan te merken als een rechtmatig citaat. Tan aanzien daarvan wordt overwogen dat A. niet heeft betwist dat het boek is aan te merken als een studieboek of wetenschappelijke verhandeling als bedoeld in artikel 15a Auteurswet. A. heeft in dat kader alleen gesteld dat haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet onvoldoende in acht zijn genomen en dat het citaat daarom niet voldoet aan het bepaalde in artikel 25 eerste lid, sub 3, van de Auteurswet. Daarin wordt A. voorshands niet gevolgd. Van belang daarvoor is dat het boek gaat over het werk van B. als vormgever en niet over hetgeen A. inhoudelijk met de Atlas naar voren wil brengen. B. c.s. heeft in dat kader betoogd dat de desbetreffende pagina’s uit de Atlas alleen zijn aangehaald om aan te tonen welke grafische vormgevingskeuzes B. in de Atlas heeft gemaakt. Gezien deze context komt het niet onbegrijpelijk voor dat, zoals door B. ook op bladzijde 81 van het boek is vermeld (zie hiervoor 2.4), hij de focus van de lezer heeft willen richten op de vormgeving van het weergegeven werk en niet op de tekstuele inhoud daarvan. De desbetreffende pagina’s van het boek bekijkende wordt met de wijzigingen die B. aldus op het origineel heeft aangebracht, dat effect ook bereikt. Voornamelijk de vormgeving van de desbetreffende pagina’s komt naar voren. Nu deze wijzigingen daarnaast voorshands als gering zijn aan te merken, is op dit moment onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat A. zich daartegen in redelijkheid met een beroep op artikel 25 van de Auteurswet kan verzetten. Van een aantasting van het werk, die nadeel aan de eer of goede naam van A. zou kunnen aanbrengen, is geen sprake.

4.5. Voor zover A. heeft betoogd dat zij in het boek niet als maker staat vermeld, wordt overwogen dat, zoals door B. c.s. is betoogd, A. op een drietal plaatsen in het boek wordt genoemd. Op een tweetal daarvan (zie hiervoor onder 2.5) staat A. daarbij expliciet als auteur van de Atlas vermeldt. Tevens is daarbij een verwijzing naar de uit de Atlas overgenomen tekeningen gemaakt. Voorshands zijn op die wijze de persoonlijkheidsrechten van A. in voldoende mate geëerbiedigd.

4.6. Over de vorderingen van A. die betrekking hebben op de uitlatingen van B. c.s. tegenover derden over de Atlas wordt het volgende overwogen. B. c.s. kan alleen verantwoordelijk worden gehouden voor uitlatingen die hij zelf heeft gedaan. Voor zover A. erover klaagt dat in de media haar auteurschap van de Atlas is miskend, wordt daaraan dan ook voorbijgegaan voor zover het om uitlatingen gaat die niet zijn gedaan door B. c.s. A. heeft allereerst gewezen op een interview met B. in NRC Handelsblad van 16 januari 2010, waarin wordt besproken dat B. grafisch ontwerper is en op dat moment de laatste hand legde aan de uitgave van de Atlas. Anders dan A. betoogt, presenteert B. zich in het interview niet als de auteur van de Atlas. Duidelijk is dat hij er als grafisch vormgever aan werkte. Daarom is in dit interview van schending van het auteursrecht van A. door B. geen sprake. Voorts stelt A. dat 010 bij de inschrijving van de Atlas voor de Best Verzorgde Boeken competitie 2010 ten onrechte geen melding heeft gemaakt van de inbreng en betekenis van A. voor de visuele kant van de Atlas. Zij miskent daarbij echter dat zij op het formulier als auteur is ‘vermeld en dat het bij deze competitie gaat om de vormgeving van de ingeschreven boeken. Terecht heeft  010 dan ook (de studio van) B. als grafisch ontwerper vermeld. Dat A. als auteur van de Atlas ook intensieve bemoeienis heeft gehad met de vormgeving moge zo zijn, maar verplicht B. niet om haar naam  - naast die als auteur - nogmaals expliciet te noemen in verband met de vormgeving daarvan.

4.7. Uit het voorgaande volgt dat voorshands met de in geding zijnde opname in het boek van pagina's uit de Atlas geen inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten daarop van A. noch dat door B. c.s. anderszins onrechtmatig jegens A. wordt gehandeld. De vorderingen van S. zullen daarom worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.