De beëindiging heeft geen invloed op eigendomsverhouding partijen

18-05-2012 Print this page

B9 11234. Gerechtshof 's-Hertogenbosch 8 mei 2012, LJN: BW5688, Retriever Packaging Company LLC (RPC) tegen [X.] Spuitgiettechniek B.V.

Stukgelopen samenwerking. Eiseres RPC drijft een handelsonderneming die plastic bloemenemmers en vazen op de markt brengt (en deze onder meer verkoopt via supermarktketen Wal-Mart). Dit doet zij in samenwerking met Geïntimeerde Spuitgiettechniek B.V., waar RPC in 2005 een Confirmation of Ownership (CoO) mee heeft gesloten voor de gezamenlijke investering in de ontwikkeling van matrijzen. RPC is ingevolge de CoO onder meer 2/3 eigenaar van een vazenmatrijs, waarvan Geïntimeerde 1/3 eigenaar is. In 2008 liep de betaling van RPC een achterstand op van $ 750.000,-. In 2010 is tussen partijen discussie ontstaan over het inlossen van de betalingsachterstand en het voortgaan met het leveren van emmers en vazen door Geïntimeerde, waarvan Geïntimeerde inmiddels minder dan voorheen leverde. De samenwerkingsovereemkomst is aan de zijde van RPC eind 2010 beëindigd.

Geïntimeerde dient volgens RPC op te houden de levering van de matrijzen waar de CoO betrekking op heeft. Eveneens zou Geïntimeerde producten die zijn gemaakt met andere matrijzen dan waar de CoO betrekking op heeft, niet mogen leveren aan klanten van RPC. Het hof volgt RPC hierin niet en bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.  Volgens het hof heeft de CoO alleen betrekking op matrijzen waarmee producten worden vervaardigd voor RPC, en niet op andere matrijzen. Bovendien is niet betwist dat Geïntimeerde ook aan andere klanten producten leverde, echter met gebruikmaking van andere matrijzen. Na het beeindigen van de overeenkomst is dit voorts niet overeengekomen, nergens is vastgelegd dat Geïntimeerde geen klanten van RPC zou mogen beleveren.

 

Lees het arrest hier.