De bedoelde spoed is niet in acht genomen

25-04-2012 Print this page

B9 11139. Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 april 2012, KG ZA 12-244, Rhodia Chimie tegen PPG Industries Chemicals B.V. (met dank aan Rik Zagers en Klaas Bisschop, Hogan Lovells).

Octrooirecht. Kort geding. Geen spoedeisend belang. Vertrouwelijkheid bij beslag geldt niet voor voor een ieder verkrijgbare commerciële producten. 

Eiseres Rhodia, actief op het gebied van zogenaamde specialty chemicals en producent van geprecipiteerd silicia voor zeer divers gebruik (van autobanden tot tandpasta) is houdster van diverse octrooien die zien op Highly Dispersible Silicas (HDS). Rhodia stelt dat gedaagde PPG met diverse silicaproducten inbreuk maakt op haar werkwijze-EP 862. Tests  op monsters (na beslag) zouden deze stelling ondersteunen.

Het gevorderde verbod (voor alle landen waar het octrooi van kracht is) wordt echter afgewezen. Naar oordeel van de voorzieningenrechter kan de Nederlandse rechter weliswaar grensoverschrijdende bevoegdheid aannemen in kort geding, zolang het HvJ EU nog geen arrest gewezen heeft in de zaak Solvay/Honeywell, maar ontbreekt het i.c. aan spoedeisende belang. Hoewel de omstandigheid dat het octrooi op kort termijn expireert de zaak spoedeisende doet zijn, dient de octrooihouder “zijn zaak met zodanige spoed voor te bereiden en aan te brengen dat er nog een relevante periode resteert ingeval het verlangde verbod wordt toegewezen. Naar voorlopig oordeel heeft Rhodia de bedoelde spoed niet in acht genomen.”

4.13/4.14 (…) Het werkelijk belang waar Rhodia dan ook voor is gegaan lijkt dan ook te zijn het verkrijgen van schadevergoeding of een licentievergoeding. Haar belang bij een verbod voor een zeer beperkte periode heeft zij niet inzichtelijk gemaakt. Voorshands neemt de voorzieningenrechter dan ook niet aan dat zij ter handhaving van haar octrooirecht een dergelijk belang nog heeft. Van een spoedeisend belang is dan geen sprake. (…) De zaak lijkt ook minder geschikt voor kort geding nu Rhodia er voor heeft gekozen de levering van het bewijs van de inbreuk in handen van haar eigen partijdeskundigen te laten. Het kort geding leent zich naar haar aard niet voor aanvullende bewijslevering, bijvoorbeeld door een onderzoek door deskundigen.”

De reconventionele vorderingen van Rhodia m.b.t. de gestelde onrechtmatigheid van het (in beginsel vertrouwelijke) beslag worden eveneens afgewezen, nu  het gaat om voor een ieder verkrijgbare commerciële producten:

4.21. De voorzieningenrechter overweegt dat bewijsbeslag, monsterneming en beschrijving in beginsel bewarende maatregelen zijn, zodat de beslaglegger geen inzage heeft in bewijsmateriaal onder bewarend beslag, de beschrijving en ook geen toegang tot de monsters voor onderzoek. Inzage of toegang kan wel verkregen worden met toestemming van de rechter en ingevolge afspraak tussen partijen.

4.22. De genoemde maatregelen zijn derhalve in beginsel gericht op bewaring en niet op vergaring. De achtergrond daarvan is de bescherming van vertrouwelijke gegevens, hetgeen ook blijkt uit artikel 7 van de Handhavingsrichtlijn alsmede uit artikel 1019b lid 4 Rv. Bescherming van vertrouwelijk gegevens is in het algemeen alleen gewaarborgd door het beslagene in bewaring te houden en niet af te geven voor inzage of onderzoek. Eenzelfde verwijzing naar het waarborgen van bescherming van vertrouwelijke informatie is opgenomen onder 1019a Rv.

4.23. Genoemd beginsel wordt doorbroken voor zover er geen sprake is van vertrouwelijkheid. Dit doet zich voor bijvoorbeeld indien het gaat om voor een ieder verkrijgbare commerciële producten, zoals de door PPG aangeboden HDS-producten.

4.26. Een doel van monsterneming ex artikel 1019d Rv is ook verzekering van de herkomst en integriteit van de monsters. Om die reden behoefde Rhodia niet te volstaan met onderzoek aan monsters, die zij eerder langs informele weg had verkregen.

4.27. Rhodia heeft dan ook niet onrechtmatig gehandeld of misbruik van recht gemaakt, door toegang tot de monsters te verzoeken en na verkregen verlof daarvan gebruik te maken. De vorderingen van PPG dienen daarom te worden afgewezen.

1019h proceskosten Rhodia: €125.000,-

Lees het vonnis hier.