De bekendheid is een feit van algemene bekendheid

18-01-2012 Print this page

B9 10672. Hoge Raad, 17 januari 2012, LJN: BU2868 (Stafzaak internationale merken).

Merkenrecht, althans art 337 Strafrecht (valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken). Verdachte heeft onder andere stropdassen en zonnebrillen, valselijk voorzien van onder andere het merk en/of de naam Louis Vuitton en Dior en Prada, ingevoerd en is daarvoor op Schiphol aangehouden. De verdachte stelt dat van opzet geen sprake is en heeft verklaard dat hij de merken op de goederen allemaal niet kent. Het hof achtte dit onwaarschijnlijk en de Hoge raad acht dat oordeel niet onbegrijpelijk en oordeelt het middel niet tot cassatie kan leiden (81 RO, geen rechtsvragen).

2.3. Voor zover het middel zich keert tegen het oordeel van het Hof dat "volstrekt onaannemelijk" is dat de verdachte de merken op de goederen niet kende, faalt het. In zijn oordeel dat het hier gaat om "internationale merken die wereldwijd bekend staan" heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat dat een feit van algemene bekendheid is dat geen bewijs behoeft. Gezien de tot bewijs gebezigde goederenlijst, als weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.7, is dat oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.

Aardig zijn de overwegen van A-G Aben, die niet alleen de bekendheid met de merken, maar ook de bekendheid met de prijzen meeweegt: “Anders dan de steller van het middel, acht ook ik verdachtes mededeling niet bekend te zijn met ook maar één van de getroffen merken wel erg veel van het goede. (…) Je moet - huiselijk gezegd - van een andere planeet komen wil je van géén van deze merken ooit hebben vernomen. (…) Vervolgens oordeelt het hof, zo begrijp ik, dat de verdachte ook wel degelijk bekend moet zijn geweest met de gangbare prijzen voor de merkkleding, althans dat het tegendeel onaannemelijk is. Hier gaan 's hofs wegen en die van mij uiteen.

Het is namelijk maar zeer de vraag of er voor merkkleding "gangbare" prijzen bestaan. Ofschoon in het buitenland met groot gemak vervalste merkkleding kan worden verkregen, en daarvoor ook geregeld wordt gewaarschuwd, kan op bepaalde locaties ook onvervalste merkkleding tegen dumpprijzen worden bekomen. In Europa zijn outlet-stores van merkkleding inmiddels geen onbekende fenomenen meer, en de daar te bekomen kortingen zijn bepaald niet mals. Ik durf het zelf in elk geval niet aan om de minimumprijzen te schatten waartegen merkkleding op de legale markt te verkrijgen is. Het begrip "gangbare" prijs is daardoor als zodanig kwestieus. Daarmee acht ik 's hofs als tweede en derde gegeven argumenten niet dragend.

3.9. Dat geldt ook voor de overige drie argumenten betreffende verdachtes handelwijze met betrekking tot de goederen (het ontdoen van verpakking, de hoeveelheid, het ontwijken van de heffing van invoerrechten). Deze handelwijze laat zich namelijk even goed verklaren door de wens geen invoerrechten te betalen over geïmporteerde (onvervalste) goederen. Dit gedrag is dus niet typerend voor het tenlastegelegde.

3.10. Resteert de vraag of uit de combinatie van gegevens wellicht het voorwaardelijk opzet op de valsheid van de merken kan worden afgeleid. Ik meen toch van niet. Ik zei het al: voor het aanbod van vervalste merkkleding en zonnebrillen in het buitenland wordt veelvuldig gewaarschuwd, en daarop zul je dus bedacht moeten zijn. Onder de door het hof vastgestelde omstandigheden zou echter iedereen die in het buitenland een grote hoeveelheid goedkope merkkleding koopt en daarover liever geen invoerrechten betaalt (en daarnaar handelt) tevens welbewust het aanmerkelijke risico op de koop toe nemen dat hij vervalste merkkleding importeert. Dat gaat mij thans net te ver.

Lees het arrest hier.