De betrouwbaarheid neemt af met de tijd

15-02-2012 Print this page

B9 10795. Rechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 13 februari 2012, HA-RK-11-736, Baggermaatschappij Boskalis B.V. tegen Dredging International N.V.

Octrooirecht. Openbaar voorgebruik. Opeising. Verzoek tot houden van voorlopig getuigenverhoor m.b.t. stelling van Boskalis dat het EP van DI al voor de prioriteitsdatum openbaar toegankelijk was gemaakt ‘door toepassing op de zogeheten ‘cutterzuiger’ genaamd URSA (afbeelding).”

De vordering wordt toegewezen. Boskalis heeft voldoende belang bij het verzamelen van nader bewijs en van strijd met de goede procesorde of misbruik van bevoegdheid  is geen sprake. De procedure van de Europese bewijsverordening (Vo 1206/2001) hoeft daarnaast niet altijd te worden gevolgd bij het horen van een buitenlandse getuige. Het oordeel van het Hof van Justitie over deze laatste stelling hoeft niet te worden afgewacht. “Boskalis heeft er terecht op gewezen dat de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen afneemt met het verloop van de tijd.”

2.4. Het betoog van DI dat Boskalis geen belang heeft bij het verzamelen van bewijs over het gestelde openbaar voorgebruik, kan niet slagen. DI heeft er in dit verband op gewezen dat Boskalis al oppositie heeft ingesteld tegen de verlening van het octrooi en dat Boskalis daarin ook al een beroep doet op openbaar voorgebruik. Wat daar ook van zij, het laat onverlet dat Boskalis belang heeft bij het verzamelen van nader bewijs over openbaar voorgebruik ten behoeve van een nietigheidsprocedure die zij voornemens is aanhangig te maken naast de oppositieprocedure.

2.5. Ook het betoog van DI dat Boskalis geen belang heeft bij het verzamelen van bewijs over de gestelde ontlening, moet worden verworpen. DI heeft in dit verband aangevoerd dat Boskalis geen belang heeft bij opeising van het octrooi omdat Boskalis zelf het standpunt inneemt dat het octrooi nietig is wegens openbaar voorgebruik. Boskalis heeft er echter terecht op gewezen dat zij belang houdt bij opeising van het octrooi, en dus bij het verzamelen van bewijs ten behoeve van een eventuele opeisingsvordering, zolang het octrooi nog niet definitief is herroepen of nietig verklaard. Daar komt bij dat Boskalis heeft aangevoerd dat zij de resultaten van het verhoor ook wil gebruiken om te bepalen of het al dan niet zinvol is om een opeisingsvordering in te stellen naast of in plaats van de oppositieprocedure en de aangekondigde nietigheidsprocedure. Ook dat is een legitiem belang van Boskalis bij een voorlopig getuigenverhoor.

2.6. Het verweer dat het verzoek wat betreft de gestelde ontlening in strijd is met de goede procesorde, kan evenmin slagen. DI suggereert in dit verband dat de uitkomst van de oppositieprocedure (en kennelijk ook de door Boskalis aangekondigde nietigheidsprocedure) moet worden afgewacht, omdat pas dan duidelijk is of Boskalis belang heeft bij opeising van het octrooi. Zoals hiervoor al is overwogen, kan en mag Boskalis er echter ook voor kiezen om de opeisingsvordering in te stellen naast of in plaats van de oppositie, bijvoorbeeld omdat zij meent de gestelde ontlening eenvoudiger te kunnen bewijzen dan het gestelde openbaar voorgebruik. Het verzochte voorlopig getuigenverhoor kan haar helpen bij die keuze.

2.11. Anders dan DI heeft betoogd, kan niet worden aangenomen dat de procedure van de Europese bewijsverordening (Vo 1206/2001) altijd moet worden gevolgd bij het horen van een buitenlandse getuige. Weliswaar heeft de Hoge Raad hierover prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie, maar in het arrest waarin die vragen zijn gesteld, heeft de Hoge Raad ook aangegeven dat hij er vooralsnog van uitgaat dat de Nederlandse rechter die een in een andere lidstaat woonachtige getuige wenst te horen, geen gebruik behoeft te maken van de door de bewijsverordening in het leven geroepen methoden, maar bevoegd is gebruik te maken van de methode voorzien in het Nederlandse procesrecht en aldus de getuige kan oproepen voor hem te verschijnen (HR 1 april 2011, LJN BP3048). Dat voorlopige oordeel van de Hoge Raad moet worden gevolgd zolang het Hof van Justitie niet anders heeft beslist.

2.12. Anders dan DI heeft betoogd, kan het oordeel van het Hof van Justitie in deze zaak niet worden afgewacht. Boskalis heeft er terecht op gewezen dat de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen afneemt met het verloop van de tijd en dat het daarom gewenst is de getuigen onverwijld te horen. Wat de gevolgen voor de waarde van de verklaring van de Belgische getuige zijn als uit een later arrest van het Hof van Justitie zou volgen dat de bewijsverordening in dit geval ten onrechte niet is toegepast, is aan de rechter die het bewijs waardeert.

Lees het vonnis hier.