De bevoegdheid tot uitoefening van het kwekersrecht

15-02-2012 Print this page

B9 10800. Gerechtshof Amsterdam, 31-01-2012, LJN: BV5533, Appellant tegen Curator.

Kwekersrecht. Faillissement. Samenvatting rechtspraak.nl: “Vernietiging overeenkomst tot verdeling vermogen v.o.f. Kwekersrechten. Verbintenissen tot waardevergoeding. Doordat kwekerslicenties als gevolg van faillissement zijn geëindigd, hebben (voor teelt bestemde) bloembollen feitelijk geen waarde meer. Uit vernietiging voortvloeiende verbintenis tot vergoeding waarde bollen beloopt dus nihil.”

4.18. De curator heeft niet voldoende weersproken dat als gevolg van het faillissement van de tweede vennootschap, krachtens het bepaalde in de licentieovereenkomsten dan wel door de beëindiging daarvan, de bevoegdheid van deze vennootschap tot uitoefening van het kwekersrecht is komen te vervallen, zodat ook dit als vaststaand moet worden aangenomen. Gelet op het bepaalde in artikel 40 van de destijds geldende Zaaizaad- en Plantgoedwet brengt het voorgaande mee dat [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] na het faillissement van de tweede vennootschap niet bevoegd zijn geweest de leliebollen (door teelt) te vermeerderen, in het verkeer te brengen, te verhandelen of voor een van deze doeleinden in voorraad te hebben, daargelaten nog of zij hiertoe voor het faillissement wel bevoegd zijn geweest.


Lees het vonnis hier