De dwarsroller

18-05-2011 Print this page

B9 9680. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 mei 201, HA ZA 10-3321, Rademakere B.V. tegen Fritsch GmbH (met dank aan Peter Claassen en Eliëtte Vaal, AKD advocaten & notarissen).

Octrooirecht. Bakkerijmachines. Eiser Rademaker vordert  nietigverklaring van het Nederlandse deel van het EP m.b.t. een dwarsrolinrichting van gedaagde Fritsch. Vorderingen toegewezen. Het betoog van Rademaker dat de in het EP geclaimde uitvinding op voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek slaagt. Eerst even voor jezelf lezen.

 4.16. Het verweer van Fritsch dat de in EP 225 geclaimde uitvinding niet voor de hand ligt omdat de vakman op grond van ervaringsregels “in beginsel” zou kiezen voor de toepassing van een ketting en tandheugel in een dwarsrolinrichting, moet worden gepasseerd. Fritsch heeft niet gesteld dat die ervaringsregels de vakman ervan zouden hebben weerhouden om tandriemen toe te passen als hij daartoe wordt aangezet door het probleem met het onderhoud van de ketting en tandheugel. Voor zover Fritsch dat wel bedoeld heeft te stellen, moet die stelling worden verworpen omdat Rademaker gemotiveerd heeft bestreden dat de genoemde ervaringsregels wegwijzen van toepassing van tandriemen in een dwarsrolinrichting zoals de Dwarsroller 1979 en Fritsch daar niet op heeft gereageerd.

Lees het vonnis hier.