De identificatie van de waren of diensten

29-11-2011 Print this page

B9 10472. HvJ EU, 29 november 2011, Conclusie A-G Bot in zaak C307/10, Chartered Institute of Patent Attorneys tegen Registrar of Trade Marks (prejudiciële vragen High Court of Justice, VK).

 

Merkenrecht.“De twee wezenlijke bestanddelen van de inschrijving van een merk zijn ten eerste het teken en ten tweede de waren en de diensten die dit teken moet aanduiden. In de onderhavige zaak krijgt het Hof thans de gelegenheid om de regels vast te stellen voor de identificatie van de waren of diensten waarvoor de merkbescherming wordt aangevraagd, en indirect om de strekking van de tot nu toe door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) toegepaste regels te beoordelen. Deze kwestie is van bijzonder belang, nu de nationale merkenbureaus en het BHIM uiteenlopende procedures ontwikkelen, die leiden tot variabele, met de door de wetgever van de Unie nagestreefde doelstellingen strijdige inschrijvingsvoorwaarden” 

98. Gelet op de voorgaande overwegingen geef ik het Hof in overweging als volgt te antwoorden op de prejudiciële vragen van The Person Appointed by the Lord Chancellor under Section 76 of the Trade Marks Act 1994, on Appeal from the Registrar of Trade Marks, transmise par la High Court of Justice (England & Wales):

 

1)  a) Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, en verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk, moeten aldus worden uitgelegd dat de identificatie van de waren of diensten waarvoor de aanvrager bescherming wenst, moet voldoen aan eisen van duidelijkheid en nauwkeurigheid die voldoende zijn om de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers in staat te stellen de omvang van de door het merk geboden bescherming exact te bepalen.

 

b) Deze vereisten kunnen worden vervuld door een concrete opsomming van elk van de waren en diensten waarvoor de aanvrager bescherming wenst. Zij kunnen tevens worden vervuld door een identificatie van de basiswaren of diensten, aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers de wezenlijke objectieve kenmerken en eigenschappen van de betrokken waren of diensten kunnen bepalen.

 

2) Richtlijn 2008/95 en verordening nr. 207/2009 moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat de aanvrager de waren of de diensten waarvoor hij bescherming wenst, identificeert door middel van de algemene benamingen van de hoofdklassen van de gemeenschappelijke classificatie van waren en diensten waarvoor een merk wordt ingeschreven, voor zover deze identificatie aan de eisen van duidelijkheid en nauwkeurigheid voldoet.

 

3) Mededeling nr. 4/03 van de voorzitter van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 16 juni 2003, betreffende het gebruik van de opschriften van hoofdklassen in de opgaven van waren en diensten voor gemeenschapsmerkaanvragen en inschrijvingen, waarin hij ten eerste aangeeft dat dit Bureau geen bezwaar heeft tegen het gebruik van te vage of te onbestemde algemene benamingen en opschriften van hoofdklassen, en ten tweede dat het gebruik van dergelijke aanduidingen betekent dat ten aanzien van alle waren of diensten die in de bedoelde klasse vallen, aanspraak op bescherming wordt gemaakt, vormt geen waarborg voor de duidelijkheid en nauwkeurigheid die vereist zijn voor de inschrijving van een nationaal of een gemeenschapsmerk.

 

Lees de conclusie hier.