De inbreuk op de inbreker

02-03-2012 Print this page

B9 10872. Rechtbank Arnhem , Sector kanton, 29 februari 2012, LJN: BV7587, Eiser tegen ATC Beveiligingstechniek B.V.

Auteursrecht. Kantonzaak overname beeld- en tekstmateriaal op (kleine) website, met (weer) een nieuwe variant van het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding. 

Eisende partij is auteursrechthebbende op de foto van ‘de inbreker’. De foto is op 1 april 2011 gepubliceerd op de website van de Telegraaf bij het artikel ‘Vrij spel voor inbrekers’, met daarbij de naam van eisende partij als maker. Gedaagde ATC heeft het telegraaf artikel inclusief De Foto ook gepubliceerd op haar website, samen met voornoemd artikel ‘Vrij spel voor inbrekers’. De naam van eisende partij als maker staat daarbij niet vermeld.

Inbreukverbod en schadevergoeding, waarbij de schadevergoeding bestaat uit de licentievergoeding van € 255,00 en eenzelfde bedrag  voor het ontbreken van een naamsvermelding. “Dit bedrag ziet de kantonrechter als een verhoging van de waarde van (gebruikelijke) licentievergoeding.” Daarnaast bepaalt de kantonrechter dat op zich genomen artikel 1019h Rv de wettelijke basis biedt voor volledige kostenveroordeling zoals gevorderd, maar dat, gelet op de aard en de omvang van de inbreuk,  de redelijkheid zich verzet tegen volledige toewijzing van de gevorderde proceskosten.

4.4.  Naar het oordeel van de kantonrechter staat als niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken vast dat [eisende partij] enige schade heeft geleden doordat ATC De Foto zonder zijn toestemming en naamsvermelding heeft gepubliceerd. (….) De kantonrechter is het met ATC eens dat de door [eisende partij] gestelde algemene voorwaarden inderdaad niet gelden op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst. Omdat wel vast staat dat enige schade is geleden ziet de kantonrechter aanleiding om de schade te begroten op grond van artikel 6:97 BW. Daarbij ziet de kantonrechter, ondanks het gegeven dat de algemene voorwaarden van [eisende partij] niet rechtstreeks van toepassing zijn, aanleiding om aan te sluiten bij de door [eisende partij] gestelde licentievergoeding van € 255,00 voor publicatie van De Foto.

4.5.  Voorgaande leidt tot de conclusie dat in ieder geval een bedrag zal worden toegewezen van € 255,00. Immers, vast staat dat ATC de licentievergoeding ook verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de publicatie toestemming aan [eisende partij] had gevraagd. Voor het ontbreken van een naamsvermelding zal de kantonrechter eenzelfde bedrag toekennen. Dit bedrag ziet de kantonrechter als een verhoging van de waarde van (gebruikelijke) licentievergoeding. Daarbij oordeelt de kantonrechter dat niet is gesteld of gebleken dat ATC, ook indien hij wel toestemming voor publicatie had gevraagd, naast de € 255,00 ook een tarief voor naamsvermelding zou zijn verschuldigd. Voornoemde verhoging is naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd. Het staat ATC namelijk niet vrij om pas achteraf, na publicatie, toestemming te kopen.

4.10.  Gelet op voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eisende partij] ATC terecht in rechte heeft betrokken, teneinde betaling te verkrijgen. Om die reden zal ATC in de proceskosten worden veroordeeld. Op zich genomen biedt artikel 1019h Rv de wettelijke basis voor volledige kostenveroordeling zoals gevorderd. De kantonrechter is echter, gelet op de aard en de omvang van de inbreuk, van oordeel dat de redelijkheid zich verzet tegen volledige toewijzing van de gevorderde proceskosten. Daarbij weegt de kantonrechter mee de (onweersproken) omstandigheid dat ATC niet het oogmerk had om winst te maken met de publicatie van de foto en het feit dat ATC, direct na de eerste sommatie, De Foto van de website heeft verwijderd.

De conclusie luidt dat de kantonrechter geen aanleiding ziet om bij het vaststellen van de proceskosten af te wijken van de gebruikelijke liquidatietarieven. Om die reden zal als volgt worden beslist.

Lees het vonnis hier.