De ontsporing van het begrip databank (HvJEU Freistaat Beieren/Verlag Esterbauer)

23-05-2016 Print this page
B914450

AMI 2016/2, p. 25-30, M.M.M. van Eechoud: "Uiteindelijk doen volgens het Hof de normale of te voorziene gebruiksdoelen van een verzameling er in het geheel niet toe. Voortbordurend op Fixtures en onder aanroeping van de (inmiddels heilig verklaarde) ruime invulling van het begrip databank oordeelt het Hof dat ‘de zelfstandige informatieve waarde van een element dat uit een verzameling is gelicht [curs. MvE] dan ook [moet] worden beoordeeld in het licht van de waarde die de informatie heeft voor welke derde dan ook die belangstelling toont [curs. MvE] voor dat element, en niet in het licht van de waarde die deze informatie heeft voor een typische gebruiker van de betreffende verzameling’ (r.o. 27).

Hiermee is het begrip databank m.i. nu compleet uitgehold. Aan de hoeveelheid ‘inhoud’ van de verzameling stelden we al geen eisen (alleen de logica dicteert dat er meer dan een element moet zijn, aan de ordening nauwelijks (als er maar een zoekstructuurtje is) en aan het criterium van zelfstandigheid is dus voldaan zodra iemand interesse heeft in een flard. Is dat erg? Uit oogpunt van rechtszekerheid verdient een extern perspectief zoals het Hof van Justitie dat hanteert bepaald niet de voorkeur. Het maakt het object van deze vorm van intellectuele eigendomsrechten wel heel ongrijpbaar. Bij de sui generis bescherming blinken de vereisten van substantiële investering (als voorwaarde voor bescherming) en opvraging of hergebruik van substantiële delen (als voornaamste inbreukmaatstaf) ook al niet uit in voorspelbaarheid. De rechtsonzekerheid die inmiddels met deze mix gepaard gaat komt de ontwikkeling van informatiediensten en -producten niet ten goede, mogen we wel aannemen. Op zijn minst stimuleert het databank-thickets: moeilijk doordringbare struikgewassen aan rechten."