De reparatie en verhandeling van gerepareerde pallets

05-01-2012 Print this page

B9 10627. Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 januari 2012, HA ZA 10-3487, European Pallet Association E.V. c.s. tegen Wijnmaalen Pallets.

Merkenrecht. Keurmerken. Uitputting. Begrip ‘reparatie’. Eiser EPAL is houdster van het Gemeenschapsmerk EPAL (afbeelding) voor pallets en is, mede namens de houdster van het internationale woord/beeldmerk EUR, eveneens voor  pallets, belast met het beheer en de controle op de kwaliteit van met de keurmerken EUR & EPAL gewaarmerkte pallets.

EPAL en de Nederlandse tak Nederpal, stellen in casu dat gedaagde Wijnmaalen inbreuk maakt op de keurmerken door de reparatie en verhandeling van gerepareerde pallets die oorspronkelijk onder de EUR- en/of EPAL-merken op de markt zijn gebracht.  De vorderingen worden gedeeltelijk toegewezen. “Het op te leggen verbod zal niet de handel in (gebruikte) Epal-pallets dienen te betreffen, maar is gericht op de verhandeling van gerepareerde EPAL-pallets, waarbij de rechtbank voor de beantwoording wat precies onder  “reparatie” dient te worden verstaan, aansluiting vindt bij Epals uitleg van dit begrip ter comparitie.”

Net als in de eerdere, sterk overeenstemmende, zaak Rb. Den Haag, 12 oktober 2011, B9 10264 (EPAL/Capa), worden de vordering m.b.t. het EUR-merk afgewezen, nu EPAL geen licentieovereenkomst m.b.t. de Benelux heeft overgelegd. De vorderingen m.b.t. het EPAL–merk worden wel toegewezen: van uitputting is i.c. geen sprake. “Uitgangspunt is dat het wederverkopen van gereviseerde waren die zijn voorzien van het oorspronkelijke merk en het in de handel brengen van waren onder dat merk, handelingen vormen waartegen de merkhouder zich kan verzetten. Daarop zijn uitzonderingen mogelijk, doch een belangrijke eis daarbij is dat degene die de gereviseerde waren verhandelt bij die verhandeling alles doet wat redelijkerwijs mogelijk is om duidelijk te maken dat het gaat om niet onder controle van de merkhouder gereviseerde producten. (…) Aan deze eis is door Wijnmaalen niet voldaan."

4.14. (…) Epal heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen dergelijke verwijdering van het merk. Wijnmaalen heeft echter verklaard het EPAL-merk niet weg te lakken op de door haar verhandelde gerepareerde pallets. Onder deze omstandigheden heeft Epal een gegronde reden zich tegen de verhandeling van de door Wijnmaalen gerepareerde EPAL-pallets te verzetten, omdat dat dit gebruik van haar merk bij afnemers de (onjuiste) indruk kan wekken dat er een economische band bestaat tussen de merkhouder en Wijnmaalen, meer in het bijzonder de indruk dat Wijnmaalen tot het distributienet van de merkhouder behoort of daarbij als licentienemer/reparateur is aangesloten of dat er een vergelijkbare, bijzondere band tussen hen bestaat. Dat – zoals Wijnmaalen stelt – Wijnmaalens afnemers “natuurlijk” weten dat de pallets door haar zijn gerepareerd, doet daaraan niet af.

4.15. Het vorenstaande leidt ertoe dat Epals beroep op inbreuk op het Epal-merk slaagt. Zoals Epal terecht heeft opgemerkt zal het op te leggen verbod niet de handel in (gebruikte) Epal-pallets dienen te betreffen, maar is het verbod gericht op de verhandeling van gerepareerde EPAL-pallets, waarbij de rechtbank voor de beantwoording wat precies onder  “reparatie” dient te worden verstaan, aansluiting vindt bij Epals uitleg van dit begrip ter comparitie. Reparatie zal in dit verband dienen te worden opgevat als: de vervanging van een of meer van voor pallets essentiële onderdelen zoals: planken, blokken en spijkers. Naar het oordeel van de rechtbank wordt daarmee voldoende tegemoetgekomen aan de door Wijnmaalen verlangde duidelijkheid aangaande hetgeen haar wordt verboden.

Reconventie / geen wapperverbod: 4.24: “Er wordt beschreven dat om de kwaliteit van een EUR-pallet te waarborgen en de uitwisseling binnen de EPAL-pool te bevorderen de productie en reparatie van EUR-pallets voorbehouden zijn aan bedrijven met een door EPAL afgegeven licentie. In dat verband wordt gesproken over “illegaal repareren”, waarmee kennelijk wordt gedoeld op het zonder licentie repareren van pallets. Zonder meer valt niet in te zien dat Epal c.s. zich niet op een dergelijke manier zouden mogen uitlaten. De rechtbank beoordeelt de inhoud van het artikel in ieder geval niet als onrechtmatig jegens Wijnmaalen [die niet in het artikle wordt genoemd – B9]. Nu overigens geen concrete onderbouwing is gegeven aan de vordering met betrekking tot de uitlatingen, zal deze worden afgewezen.

1019h proceskosten: Eiser Nederpal is geen licentienemer m.b.t. de merkenrechten en heeft geen procesvolmacht en de vorderingen die zijn ingesteld door Nederpal worden derhalve afgewezen. De proceskosten (liquidatietarief, nu 1019h proceskosten niet zijn gevorderd) in de procedure tussen Nederpla en Wijnmaalen komen voor rekening van Wijnmaalen. In de procedure tussen Epal en Wijnmaalen worden i.v.m. de gezamenlijk opstelling van Epal en Nederpal 50% van de (wel 1019h) proceskosten aan eiser EPAL toegerekend, welke vervolgens voor rekening komen van Wijnmaalen (€2.642,50). In de reconventionele vordering dient Wijnmalen daarnaast nog €3.887,- aan (1019h) proceskosten te betalen.

Epal heeft voorts een veroordeling in de nakosten gevorderd. Voor nakosten geeft de veroordeling in de proceskosten een executoriale titel (HR 19 maart 2010, LJN BL1116). Ingevolge artikel 237 lid 3 Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door de rechtbank in dit vonnis beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten. Zo nodig kan Epal op de voet van artikel 237 lid 4 Rv voor de na de uitspraak ontstane kosten een bevelschrift verzoeken.

Lees het vonnis hier.