De slechte betalingsmoraal van een publieke figuur

27-04-2012 Print this page

B9 11156. Rechtbank Amsterdam, 21 maart 2012, LJN: BW4338, [A] Holding B.V. tegen Het Parool B.V.

Mediarecht. Artikel in Parool over de slechte betalingsmoraal van een projectontwikkelaarster (“In de media poseert de hoogblonde[B] doorgaans als een kosmopolitische, beste wel hippe, maar vooral doortastende ondernemer die geen uitdaging uit de weg gaat”) is niet onrechtmatig. De beschuldigingen vinden in voldoende mate steun in het beschikbare feitenmateriaal en de projectontwikkelaarster is aan te merken als een zogenaamd ‘publiek figuur’. Het Parool heeft de projectontwikkelaarster daarnaast in voldoende mate in staat gesteld om te reageren op het voornemen tot publicatie van het artikel.

4.16.  Bij dit alles moet in aanmerking worden genomen dat [B] als bekende projectontwikkelaarster is aan te merken als een zogenaamd ‘publiek figuur’. Zij is verbonden aan een aantal grotere, althans bekende, vastgoedprojecten in en rond Amsterdam en was daarmee in het verleden al in de publiciteit gekomen. Vaststaat verder dat zij met de projecten Marina Kaap Hoorn en Marcanti ook zelf de publiciteit heeft gezocht. Het Parool heeft op 14 maart 2009, na de overname van Marcanti, een interview met [B] gepubliceerd, waarin zij zichzelf als doortastende en succesvolle onderneemster neerzette. Gelet op het voorgaande voert Het Parool c.s. terecht aan dat [B] moet dulden dat zij door de media kritisch wordt gevolgd. Het Parool c.s. heeft dan ook onder het licht mogen brengen dat eerdere - positieve - geluiden over [B] nuancering behoefden.

(…) 4.19.  De rechtbank is van oordeel dat Het Parool c.s. [B] in voldoende mate in staat heeft gesteld te reageren op het voornemen tot publicatie van het artikel. [C] heeft voorafgaand aan de publicatie telefonisch en schriftelijk contact met [B] en mr. [D] gehad en de reactie van [B] ook - zij het in een apart kader - in het artikel verwerkt. Haar standpunt over de verschillende onderwerpen die in het artikel aan de orde komen was bekend bij [C], maar behoefde, gelet op het hiervoor overwogene, voor Het Parool c.s. geen aanleiding te vormen om het artikel te herzien. Dat [B] van mening is dat het artikel haar schaadt en dat daar onjuistheden in staan, neemt niet weg dat zij wel de kans heeft gekregen haar reactie te geven. Het andersluidende oordeel van de Raad voor de Journalistiek doet aan het voorgaande niet af. Nog daargelaten dat de Raad niet hetzelfde toetsingskader hanteert als de rechtbank, geldt dat de Raad aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd dat de gepleegde wederhoor slechts is gebaseerd op een kort telefoongesprek met [B] op 4 november 2010, terwijl in deze procedure is komen vast te staan dat de contacten tussen [B] en [C] veel uitgebreider zijn geweest dan dat (zie hiervoor onder 2.3).


4.20.  Alle hiervoor weergegeven omstandigheden in aanmerking genomen wordt, na afweging van de wederzijdse betrokken belangen, geconcludeerd dat Het Parool c.s. niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [B] c.s. door het artikel te plaatsen. Dit betekent dat de vorderingen van [B] c.s. zullen worden afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven daarmee geen verdere bespreking.

Lees het vonnis hier.