De verschijningsvorm van de flessen

20-10-2011 Print this page

B9 10302. Hof van Justitie EU, 20 oktober 2011, Gevoegde zaken C-344/10 P en C-345/10 P, Freixenet  tegen OHIM.

Merkenrecht. Vormmerken. Onjuiste beoordeling bij de weigering door OHIM en Gerecht van de inschrijving als gemeenschapsmerk van ‘het teken bestaande in de weergave van een witte gematteerde fles als gemeenschapsmerk’ (afbeelding) wegens het ontbreken van ieder onderscheidend vermogen.

Het hof vernietigt het arrest van het Gerecht. “Ofschoon het Gerecht (…) de in de rechtspraak neergelegde criteria [ voor de beoordeling van vormmerken – B9] juist heeft geïdentificeerd, blijkt evenwel uit deze arresten dat het Gerecht deze rechtspraak niet heeft gevolgd bij de beoordeling van het onderhavige geval. (…) de kamer van beroep van het BHIM heeft immers blijk gegeven van dezelfde onjuiste rechtsopvatting als het Gerecht door (…) te oordelen dat „de verschijningsvorm niet de functie van merk vervult, maar het etiket wel”, en door niet te onderzoeken of de aangevraagde merken niet zodanig significant afweken van de norm of van wat gangbaar was in de sector dat zij onderscheidend vermogen bezaten.”

50. In plaats van na te gaan of de aangevraagde merken op significante wijze afweken van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is, heeft het Gerecht zich er immers toe beperkt om in algemene termen vast te stellen in respectievelijk de punten 79 et 78 van de arresten T‑109/08 en T‑110/08 dat, aangezien geen enkele fles zonder etiket of vergelijkbare vermelding wordt verkocht, enkel dit woordelement het mogelijk maakt om de herkomst van de betrokken mousserende wijn vast te stellen, zodat de kleur en de mattering van het glas van de fles voor de mousserende wijn niet „als merk konden functioneren” wat het relevante publiek betreft, wanneer zij niet in combinatie met een woordelement werden gebruikt.

51. Een dergelijke beoordeling leidt er stelselmatig toe dat merken in de vorm van de uiterlijke verschijning van de verpakking van de waar zelf die geen opschrift of woordelement omvat, worden uitgesloten van de bescherming die mogelijk door verordening nr. 40/94 wordt verleend.

52. Hieruit volgt dat het Gerecht artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 heeft geschonden (zie in die zin arrest van 20 september 2001, Procter & Gamble/BHIM, C‑383/99 P, Jurispr. blz. I‑6251, punt 45).

Lees het arrest hier.