Dem Vertrieb nachgeahmter Ware

01-05-2012 Print this page

B9 11162. Bundesgerichtshof, 15 maart 2012, I ZR 52/10, Converse Inc. tegen Mawa Sportswear GmbH (met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Merkenrecht. Converse-zaak. Arrest van het Bundesgerichtshof  over onder meer uitputting en bewijslastverdeling. De bewijslast voor de stelling dat sprake is van uitputting van origineel product ligt bij de gedaagde die zich daarop beroept,  conform de (Van Doren/Lifestyle) hoofdregel. In een obiter dictum stelt het BGH dat dit zelfs geldt wanneer de merkhouder in een uitzonderlijk geval heeft ingestemd met de verhandeling van nagemaakte waren:  “Zwar kan in Ausnahmefällen der Markinhaber dem Vertrieb nachgeahmter Ware zugestimmt haben. Das ändert aber ebenfalls nichts an der Beweislast des Dritten für das Vorliegen der Zustimmung des Markeninhabers.”( r.o. 25). Voor omkering van de bewijslastverdeling is i.c. geen aanleiding.

Bij het onderbouwen van de gestelde inbreuk is de merkhouder daarnaast niet verplicht om bij het bewijs ook bedrijfsgeheimen (d.w.z. alle verborgen kenmerken) prijs te geven. Dat er sprake is van een situatie die feitelijk leidt tot het afschermen van markten is niet aannemelijk gemaakt.

Voor de liefhebber ook nog een recente uitspraak van het LG Mannheim (Converse/Globus), waarin eveneens wordt geoordeeld dat geen ruimte voor omkering van de (Van Doren/Lifestyle) bewijslast en gedaagde moet bewijzen dat hij authentieke schoenen verhandeld heeft en dat sprake is van uitputting van de merkrechten van Converse.  Afscherming van markten is niet aannemelijk gemaakt.

Lees het arrest van het BGH hier en het vonnis van LG Mannheim hier.