Desondanks zijn er onvoldoende aanknopingspunten

B9 10536. Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 november 2011, KG ZA 11-1435 Pee/PV, Rhodia Chimie tegen VAT Logistics, Neo en ZAMR (met dank aan Martin Senftleben en Marc van Wijngaarden, Bird & Bird).

Octrooirecht, althans Amsterdams vonnis over beslag en vordering tot inzage m.b.t. tot gestelde inbreuk op octrooien van eiser Rhodia op het gebied van op ‘zeldzame aarde gebaseerde formuleringen voor het gebruik in autokatalysatoren.’

Gedaagde Neo verhandelt zeldzame aarde producten die door ZAMR in China worden geproduceerd en onder meer in voorraad worden gehouden in Nederland  door VAT Logistics.  Eiseres heeft bij VAT logistics bewijsbeslag gelegd om (verder) bewijs van inbreuk of dreigende inbreuk die plaatsvindt ‘in Duitsland en/of elders’ te verkrijgen en veilig te stellen . In het onderhavige geschil vordert eiseres afgifte of inzage in de in beslag genomen monsters. ‘Meer specifiek wenst Rhodia door onderzoek te kunnen staven en aan te tonen welke specifieke cerium-zirconium producten van gedaagden inbreuk maken (of dreigen te maken) op welke van de octrooien.’

De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen en heft de gelegde beslagen op. Geen van de ingeroepen octrooien is in Nederland van kracht en met de handel en opslag in Nederland van cerium-zirconium producten die overeenstemmen met de conclusies van de octrooien van Rhodia, wordt in Nederland in beginsel dus geen inbreuk gemaakt.  De dreiging van inbreuk in landen waar de octrooien wel van kracht zijn, is daarnaast niet aannemelijk gemaakt.  Ook dat de producten bestemd zijn voor landen waar de octrooien van kracht zijn is niet aangetoond.  “Slotsom is dat hoewel voor het leggen van het bewijsbeslag nog niet hoeft vast te staan dat inbreuk is gemaakt of dreigt op het octrooirecht, de in dit kort geding overgelegde stukken desondanks onvoldoende aanknopingspunten bevatten om thans voldoende aannemelijk te achten dar met de bij VAT Logistics in depot aanwezige cerium-zirconium producten een inbreuk kan zijn gemaakt of dreigt op de octrooien van Rhodia.” 

1019h proceskosten voor eiseres Rhodia: € 195.055,23. Een ingebrachte analyse van de octrooien wordt niet relevant geacht, nu dit geschil de het primair een procesrechtelijk vraagstuk betreft.

Lees het vonnis hier.