In dit geval is geen sprake van één waarheid

01-12-2011 Print this page

B9 10492. Rechtbank Amsterdam, 1 december 2011, LJN: BU6536,  Twee Heinekenontvoerders tegen IDTV Film B.V.

Mediarecht. ‘De scheiding tussen feiten en fictie.’ Tweede zaak over de film ‘De Heienkenontvoering’ (zie eerder Vzr. Rechtbank Amsterdam, 21 oktober 2011, Holleeder tegen IDTV, B9 10343). In de onderhavige zaak vorderen twee van de ontvoerders van Heineken (Meijer en Boellaard) in kort geding een uitbreiding van de tekst die voorafgaand aan de bioscoopfilm “De Heinekenontvoering” is te zien. Drie met name genoemde passages willen zij expliciet als fictie bestempeld zien. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam wijst de vordering af.

“Uitgangspunt is dat een verfilming van een historische gebeurtenis op een mengeling van feiten en fictie mag berusten. Alleen indien de fictieve elementen ernstige reputatieschade opleveren, zou dit aanleiding kunnen zijn tot het treffen van maatregelen. Ten aanzien van twee van de drie scènes is overwogen dat de fictieve elementen niet zo ver van de werkelijkheid afstaan dat hierdoor de belangen van eisers zwaarder zouden moeten wegen dan die van de filmmaatschappij. Ten aanzien van de derde scène is overwogen dat de filmmaatschappij expliciet heeft erkend dat een van de eisers zijn vriendin niet heeft mishandeld en dat die scène dus op fictie berust. Door die erkenning is voldoende aan de belangen van de desbetreffende eiser tegemoet gekomen.”

4.3 (...) De voorzieningenrechter is hierover allereerst van oordeel dat, zoals IDTV ook heeft aangevoerd, in dit geval geen sprake is van één waarheid. De film gaat over een gebeurtenis van bijna 30 jaar geleden, waarbij op verschillende momenten veel verschillende personen betrokken zijn geweest. Derhalve kan niet zonder meer worden uitgegaan van de door [eiser 1] en [eiser 2] aangebrachte scheiding tussen feiten en fictie. Ook op andere gronden dient de vordering van  eiser 1 en eiser 2 met de nodige terughoudendheid te worden beoordeeld.

4.6.  Vervolgens ligt de vraag voor of de wijze waarop die disclaimer wordt getoond voldoet. De voorzieningenrechter is hierover van oordeel dat de disclaimer redelijk kort in beeld is en dat ook de wijze waarop de tekst van het doek oplicht ertoe kan leiden dat het gemiddelde publiek de boodschap niet meteen oppikt. Desalniettemin zal IDTV er in dit kort geding niet toe worden veroordeeld de disclaimer langer of op een andere wijze te tonen. Bij dit oordeel is van belang dat een speelfilm die is gebaseerd op een historische gebeurtenis in zijn algemeenheid nimmer volledig op de werkelijkheid berust; een speelfilm is immers geen documentaire en het publiek zal dit ook zo begrijpen. Verder is van belang dat in de media reeds uitvoerig is belicht dat de film een mengeling van feiten en fictie bevat. Een groot deel van het publiek zal hiervan, althans in de periode dat de film in de bioscoop draait, op de hoogte zijn. IDTV heeft toegezegd dat op de dvd die van de film wordt uitgebracht (nadat de film niet meer in de bioscopen is te zien) de disclaimer langer (te weten 8 seconden) te zien zal zijn. Dit heeft voorshands tot gevolg dat ook in de toekomst op afdoende wijze gewaarborgd is dat het publiek kennis neemt van de disclaimer. Tot slot is in dit kader van belang dat IDTV ter zitting uitgebreid heeft betoogd dat het langer tonen van de disclaimer tot aanmerkelijke kosten zal leiden en ook praktisch gezien moeilijk uitvoerbaar is. Alle exemplaren van de film zouden moeten worden gewijzigd, hetgeen overigens niet in de macht ligt van IDTV, maar in die van de distributeur van de film. Toewijzing van de vordering zou daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter disproportioneel zijn. Op de website is de disclaimer net zo lang te zien als de bezoeker dat wil en de voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de disclaimer daar te zien blijft zolang de website in de lucht blijft.

Lees het vonnis hier. Lees de samenvatting van de advocaat van IDTV (Jens vanden Brink, KvdL) hier.