Drie opposities en anderhalve weigering

19-01-2012 Print this page

B9 10677. Gerecht EU, 19 januari 2012, zaak T‑103/11, Tiantian Shang tegen OHIM.

Merkenrecht. Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Justing (kleding) onder inroeping van anciënniteit van ouder nationaal beeldmerk JUSTING (kleding). De aanspraak op anciënniteit wordt afgewezen nu de tekens niet gelijk zijn. De merken beelden het woordelement „justing” niet in hetzelfde lettertype af en bovendien zijn de beeldelementen van de twee merken anders. “Verzoeksters argument dat de verschillen tussen de merken door een „proces van grafische evolutie” beoogt te verklaren, kan niet afdoen aan die conclusie. De merken kunnen volgens de in punt 16 hierboven in herinnering gebrachte rechtspraak namelijk slechts worden geacht gelijk te zijn indien de verschillen zo onbeduidend zijn dat zij aan de aandacht van de gemiddelde consument ontsnappen. Dit is in casu niet het geval omdat de grafische voorstelling van de twee merken zeer verschillend is.”

Lees het arrest hier.

B9 10676. Gerecht EU, 17 januari 2012, zaak T-249/10, Kitzinger tegen OHIM / Mitteldeutscher Rundfunk, Zweites Deutsches Fernsehen.

Merkenrecht. EU-oppositieprocedure o.g.v. gemeenschapswoordmerk en Duits beeldmerk KIKA tegen de inschrijving van het gemeenschapsbeeldmerk in de kleuren blauw en grijs, dat het woordelement KICO (klasse 16, drukwerk e.a.). Oppositie toegewezen. Gelijksoortige waren, overeenstemmende tekens en verwarringsgevaar is aannemelijk. „ Soweit mit dem Vorbringen der Klägerin zum tatsächlichen Vertrieb der fraglichen Waren dargetan werden soll, dass eine Verwechslungsgefahr zwischen den einander gegenüberstehenden Marken ausscheide, ist ferner darauf hinzuweisen, dass sich die besondere Art und Weise, in der die mit den Marken gekennzeichneten Produkte vertrieben werden, im Lauf der Zeit und je nach dem Willen der Inhaber dieser Marken ändern kann.“

Lees het arrest hier.

B9 10675. Gerecht EU, 17 januari 2012, zaak T‑513/10, Hamberger Industriewerke GmbH tegen OHIM.

Weigering inschrijving woordmerk "Atrium" voor waren van de klassen 19 en 27 (bouwmaterialen). Geen onderscheidend vermogen bezit en (indirect, voorzover die term van toepassing is) beschrijvend is. “(…) dass als beschreibend ein Zeichen anzusehen ist, das nicht nur die Ware, für die die Marke angemeldet wird, sondern auch eines der Merkmale dieser Ware beschreibt, wobei der Verwendungszweck einer Ware als eines ihrer Merkmale anzusehen ist. (…) Da der Begriff „Atrium“ zur Beschreibung des Verwendungszwecks der in der Anmeldung beanspruchten Waren dienen kann, ist im Ergebnis daher festzustellen, dass zwischen der Marke Atrium und diesen Waren ein hinreichend unmittelbarer und konkreter Bezug besteht, der es den angesprochenen Verkehrskreisen ermöglicht, unmittelbar und ohne weitere Überlegung die Beschreibung eines der Merkmale dieser Waren zu erkennen.“

Lees het arrest hier.

B9 10674. Gerecht EU, 17 januari 2012, zaak T‑522/10, Hell Energy Magyarország kft tegen OHIM/Hansa Mineralbrunnen GmbH.

Merkenrecht. EU-oppositieprocedure o.g.v. ouder gemeenschapswoordmerk HELLA (mineraalwater) tegen de inschrijving van het beeldmerk HELL (energy drinks). Oppositie toegewezen. Soortgelijke waren en hoewel de tekens conceptueel niet overeenstemmen, is er verder voldoende overeenstemming om verwarringsgevaar aannemelijk te maken. “On that point, the applicant’s argument as to the relevant public’s understanding of the English word ‘hell’ and the numerous references to the names of films, songs and musical groups or to expressions which have become part of everyday language in various European Union countries, do not invalidate the Board of Appeal’s finding. Such factors, although they indicate that the meaning of that word is certainly known of by part of the relevant public in part of the territory of the European Union, does not show that the relevant public, which is the average consumer, will attribute to that word the meaning of ‘hell’ throughout the territory relevant in assessing the conceptual similarity of the marks at issue.”

Lees het arrest hier.

B9 10673. Gerecht EU, 18 januari 2012, Tilda Riceland Ltd tegen OHIM / Siam Grains Company Limited.

Merkenrecht. EU-oppositieprocedure o.g.v. ‘niet-ingeschreven woordmerk BASMATI voor rijst en woordteken BASMATI als een in het handelsverkeer gebruikelijke benaming voor een klasse van waren, namelijk rijst’ tegen de inschrijving van het beeldmerk BASMALI LONG GRAIN RICE RIZ LONG DE LUXE. Het gerecht vernietigt de beslissing van het OHIM dat de oppositie afwees omdat niet de opposant niet aangetoond had rechten te hebben op het merk en omdat ‘Basmati’ geen merk of teken zou zijn dat door eigendomsrechten wordt beschermd, maar louter de gangbare aanduiding van een rijstsoort. Het Gerecht stelt dat dat mogelijk is, maar dar het OHIM onvoldoende zorgvuldig is geweest door de oppositie af te wijzen zonder nauwkeurig te onderzoeken of verzoekster rechten op dat teken had verworven overeenkomstig het recht van het Verenigd Koninkrijk.

28. (…) In deze context dient te worden geoordeeld dat de door de kamer van beroep aangehaalde omstandigheid dat het teken BASMATI geen merk is, evenwel niet betekent dat verzoekster geen rechten op dit teken had verworven in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94, gelezen tegen de achtergrond van het in casu geldende nationale recht. Wat meer in het bijzonder de bewering van de kamer van beroep betreft dat de term „basmati” een soortnaam is, blijkt uit de nationale rechtspraak dat een teken dat dient tot aanduiding van waren of diensten, een reputatie op de markt kan hebben verworven in de zin van het toepasselijke recht inzake de vordering wegens misbruik, ook al was het aanvankelijk beschrijvend of mist het elk onderscheidend vermogen (arrest LAST MINUTE TOUR, punt 26 supra, punt 84). Bovendien blijkt uit de nationale rechtspraak dat een teken dat dient tot aanduiding van waren of diensten, een reputatie op de markt kan hebben verworven in de zin van de regeling inzake de vordering wegens misbruik, hoewel het door verschillende marktdeelnemers in het kader van hun commerciële activiteiten wordt gebruikt (Chocosuisse Union des fabricants suisses de chocolat & Ors v Cadbury Ltd. [1999] EWCA Civ 856). Deze „extensieve” vorm van de vordering wegens misbruik, die in de nationale rechtspraak wordt erkend, stelt aldus verschillende marktdeelnemers in staat om rechten te hebben op een teken dat een reputatie op de markt heeft verworven. Bijgevolg kan de door de kamer van beroep aangevoerde omstandigheid, zo deze al vaststaat, in het licht van het geldende nationale recht niet afdoen aan het feit dat de opposant rechten op het aangevoerde teken kan hebben verworven.

Lees het arrest hier.