EHRM: Rusland gehouden om immateriële schadevergoeding te betalen aan journalist na onrechtmatige inbreuk op diens vrijheid van meningsuiting

26-06-2018 Print this page
B915453

EHRM, 9 mei 2018, appl. No. 52273/07, Stomakhin v Rusland

 

Publicatie - Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft een schending van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vastgesteld in een zaak aangespannen door de Russische journalist Boris Vladimirovisch Stomakhin.

 

Stomakhin, een Russiche journalist, was de redacteur, uitgever en distributeur van een maandelijkse krant die met name verslag deed van de oorlog in Tsjetsjenië in die tijd. De autoriteiten voerden een onderzoek naar Stomakhin uit vanaf December 2003 op verdenking van het oproepen tot het uitvoeren van extremistische daden en het aanzetten tot raciale, nationale en sociale haat. Op grond van oproepen tot extremistische daden, het rechtvaardigen en verheerlijken van terroristische daden, oproepen tot geweld tegen het Russische volk en het stellen dat het Orthodoxe geloof inferieur was, is hij veroordeeld in november 2006 tot vijf jaar cel en een verbod op het beoefenen van de journalistiek voor drie jaar. Deze veroordeling is bevestigd in hoger beroep in mei 2007.

 

Stomakhin heeft een klacht ingediend bij het EHRM voor deze veroordeling met een beroep op artikel 10 (vrijheid van meningsuiting) en artikel 11 (vrijheid van vereniging). Ook klaagde hij dat hij zijn recht op een eerlijk proces niet was gewaarborgd tijdens de procedure.

 

Het Hof oordeelt dat er een beperking is van de vrijheid van meningsuiting. Het doel waarvoor de vrijheid beperkt wordt is het beschermen rechten van derden (gelovigen, Russen, Russische politie e.d.), het beschermen van de nationale veiligheid e.d. Dit zijn legitieme doelen, die echter wel restrictief dienen te worden uitgelegd met het oog op de gevoelige aard van het onderwerp ten tijde van het conflict. De Russische autoriteit is er volgens het Hof niet in geslaagd de noodzakelijkheid van de beperking in een democratische samenleving duidelijk te maken. Er is geen sprake van een dringende maatschappelijke noodzaak voor een beperking ten aanzien van alle uitlatingen van Stomakhin. Slechts de uitlatingen die terrorisme rechtvaardigen, Russen belasterde en Tsjetsjeense leiders prees in hun goedkeuring van geweld gingen verder dan wat als kritiek geaccepteerd moet worden. Ditzelfde geldt voor Stomakhins kritiek op etnische Russen en Orthodoxe gelovigen. De zwaarte van de straf staat volgens het Hof hier echter niet in verhouding tot de doelen van de overheid: de krant had een zeer lage oplage, Stomakhin was nooit voor eenzelfde overtreding gestraft en de kranten werden slechts aan geïnteresseerden uitgedeeld. Hiermee is een niet-toegestane inbreuk op de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM) gegeven. De andere klachten van Stomakhin worden afgewezen. De Russische staat is gehouden de immateriële schade te vergoeden aan Stomakhin voor een bedrag van €12.500,-. 

 

Lees het arrest hier.