Geen sprake van bestuurdersaansprakelijkheid

12-04-2012 Print this page

B9 11083. Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 april 2012, HA ZA 11-1155, Cepia LLC en UDI B.V. tegen [X] en Sigma B.V.

Merkenrecht. Auteursrecht. Modellenrecht. Bestuurdersaansprakelijkheid. Vonnis in vervolg op vzr Rb Den Haag, 19 november 2010 (IEPT20101119), waarbij Sigma bij verstek werd veroordeeld wegens inbreuk op de auteurs-, model- en merkenrechten van de Zhu Zhu Pets van Cepia c.s. Laatstgenoemde inbreuk maakt inhoudelijk geen onderdeel uit van dit (executie)geschil. Cepia stellen i.c. dat Sigma geen gevolg heeft gegeven aan het vonnis.

Sigma bracht in 2010 (via de Dekamarkt en Dirk van den Broek) de Zhu Zhu Pets hamsters op de markt. In kort geding werd Sigma onder meer veroordeeld tot het staken en gestaakt houden van de inbreuk en het doen van rekening en opgave aan Cepia c.s. In correspondentie na het vonnis van 19 november stelt Sigma dat zij zich niet bewust zou zijn geweest van de inbreuk en niet te hebben gerealiseerd dat zij ook had geleverd aan de Blokker. Cepia c.s. vorderen i.c. onder meer rekening en opgave van de inbreuken en het staken en gestaakt houden van de verhandeling van de namaak Zhu Zhu Pet hamsters. Zij stelt hiervoor zowel bestuurder [X] als Sigma aansprakelijk.

Van bestuurdersaansprakelijkheid is sprake zodra de bestuurder, gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Bestuurder [X] is volgens de rechtbank niet persoonlijk aansprakelijk voor het handelen door Sigma. Het enkele feit dat [X] als de voor Sigma handelende persoon inbreuk heeft gemaakt op de rechten van Cepia c.s. of geen of onvoldoende gevolg heeft gegeven aan hetgeen waartoe Sigma is veroordeeld in het vonnis van 19 november 2011, is onvoldoende voor het aannemen van aansprakelijkheid van [X]. Zijn handelen in dat verband heeft immers te gelden als handelen van Sigma. De stelling dat [X] onrechtmatig heeft gehandeld door misbruik te maken van een rechtspersoon is door Cepia c.s. onvoldoende onderbouwd. Cepia c.s. worden voor dit onderdeel van de procedure veroordeeld in de 1019h proceskosten.

Met betrekking tot het handelen van Sigma na het vonnis van de voorzieningenrechter, oordeelt de rechtbank dat Cepia c.s. geen enkele duidelijkheid verschaffen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat er sprake is van geen gevolg geven aan het vonnis van 19 november 2010. De verklaring voor recht ten aanzien van de voortzetting van de inbreuk wordt afgewezen. De dwangsommen zullen – waar nodig – worden gematigd en (verder) gemaximeerd. De vorderingen met betrekking tot de gestelde inbreuken worden overigens alsnog toegewezen.

De proceskosten kunnen jegens een niet in het geding verschenen gedaagde (Sigma) slechts overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv worden toegewezen indien die kosten bij dagvaarding reeds zijn gespecificeerd dan wel, indien zij pas na dagvaarding worden gespecificeerd, de specificatie van deze kosten bij afzonderlijk exploot aan de niet-verschenen gedaagde is betekend. Aangezien Cepia c.s. de werkelijk gemaakte proceskosten niet bij dagvaarding hebben gespecificeerd en ter comparitie door Cepia c.s. is verklaard dat de specificatie van proceskosten niet aan Sigma is betekend, worden de  kosten overeenkomstig het reguliere liquidatietarief vastgesteld.

 

Lees de uitspraak hier.