B9 10939. Rechtbank Breda, 7 maart 2012, HA ZA 1 1-1349, Lovin' Enterprises Inc. DBA Dreamgirl International tegen X. h.o.d.n. Dreamgirl (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur).
Auteursrecht. Vonnis in incident in bodemprocedure in geschil over erotische lingerie. Eisers, auteursrechthebbende en licentienemer, stellen dat gedaagde, een voormalig wederverkoper van de lingerieproducten van eiser, inbreuk heeft gemaakt door (bewerkte) foto’s van eisers producten op zijn website te publiceren (zie B9 9850, kort geding en B9 10095 executiegeschil). In het onderhavige incident vordert Benstout dat de rechtbank Dreamgirl zal veroordelen om zekerheid te stellen voor de eventuele 1019h proceskosten. Die vordering wordt afgewezen: “Executie in de Verenigde Staten zal extra tijd en kosten met zich brengen, maar dit laat onverlet dat executie mogelijk is.”
2.4. Benstout heeft nog als verweer gevoerd dat toepassing van het verdrag in dit specifieke geval achterwege dient te blijven, omdat toepassing ervan in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. Ter ondersteuning van zijn verweer voert Benstout aan dat toepassing van het verdrag tot de volstrekt onredelijke situatie zal leiden dat hij een proceskostenveroordeling van Dreamgirl onmogelijk kan executeren, althans dat zulks zoveel extra tijd en kosten mee zal brengen dat het bijna onmogelijk wordt om betaling van de proceskostenveroordeling af te dwingen. Dreamgirl betwist dat executie in de Verenigde Staten onmogelijk zou zijn en stelt dat dit juist relatief eenvoudig is. De rechtbank overweegt dat, anders dan Benstout stelt, van een onmogelijkheid van executie geen sprake is. Executie in de Verenigde Staten zal extra tijd en kosten met zich brengen, maar dit laat onverlet dat executie mogelijk is. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de toepassing van het verdrag niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid is zodat het verweer van Benstout niet slaagt.
Lees het vonnis hier.
