Geleden schade: 5 euro

22-03-2012 Print this page

B9 10976. Rechtbank 's-Gravenhage, 21 maart 2012, Gaastra International Sportswear B.V. en X-One B.V. tegen [X].

Merkenrecht. Gaastra is licentiehouder van de gemeenschaps-en beneluxwoordmerken GAASTRA. [X] verhandelt via marktplaats namaakkleding van Gaastra. Gaastra c.s. heeft een onderzoeksbureau opdracht gegeven in kaart te brengen wie er schuil ging achter de namen waaronder werd gehandeld en om een testaankoop te doen bij die persoon. Hierbij stuitte het bureau op [X].

Volgens de rechtbank is er sprake van merkinbreuk waardoor het gevorderde verbod om inbreuk te maken op het Gemeenschapsmerk van X-One toewijsbaar is. Gaastra heeft bij dit verbod geen afzonderlijk belang. Nu Gaastra geen beroep doet op merkenrechten waarvan zij zelf de houder is, bestaat er geen grondslag voor haar vordering tot staking van merkinbreuk. Met betrekking tot de schadevergoeding oordeelt de rechtbank dat Gaastra geen indicatie heeft gegeven ten aanzien van de begroting van de schade, waardoor als uitgangspunt de winst van [X] wordt genomen (ie. 5 euro). Ten aanzien van de gevorderde rekening en verantwoording over de leveranciers van [X] overweegt de rechtbank dat deze in beperkte zin zal worden toegewezen, omdat zij niet uitsluit dat [X] hierover informatie bezit. Al het overige wordt afgewezen. Proceskosten worden door partijen gedeeld.

Merkinbreuk

4.5. Voorts betwist [X] bij gebrek aan wetenschap dat het shirt dat hij heeft afgegeven aan de onderzoeker van Goorts namaak was. Naar het oordeel van de rechtbank faalt ook dit verweer reeds om de navolgende reden. Voor zover [X] met zijn verweer heeft bedoeld te stellen dat het shirt van het merk GAASTRA geen namaak was maar origineel, had [X] immers behoren te stellen en zonodig bewijzen dat de rechten van Gaastra c.s. ten aanzien van dit shirt zijn uitgeput als bedoeld in artikel 13 lid 1 GMVo dan wel artikel 2.23 lid 3 BVIE zodat Gaastra c.s. gebruik van haar merk ten aanzien van dit shirt niet meer kan verbieden, hetgeen [X] heeft nagelaten.

4.6. Voor zover al sprake is van namaak, betwist [X] dat hij wist dat het shirt dat hij aan de onderzoeker van Goorts heeft geleverd namaak was. Ook als die stelling juist zou zijn, hetgeen gemotiveerd is betwist door Gaastra c.s., dan kan dit niet leiden tot het oordeel dat geen sprake is van merkinbreuk omdat artikel 9 GMVo noch artikel 2.20 BVIE kennis of bewustheid van merkinbreuk vereist.

4.7. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [X] inbreuk heeft gemaakt op het Gemeenschapsmerk op grond van artikel 9 lid 1 sub a GMVo en op het Beneluxmerk op grond van artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. Het gevorderde verbod om inbreuk te maken op het Gemeenschapsmerk van X-One is dientengevolge toewijsbaar. Dat Gaastra c.s. een afzonderlijk belang heeft bij toewijzing van het gevorderde verbod om inbreuk te maken op het Beneluxmerk is gesteld noch gebleken.

4.8. Nu Gaastra International geen beroep doet op merkrechten waarvan zij zelf de houder is, bestaat er geen grondslag voor haar vordering tot staking van merkinbreuk. Jegens Gaastra International zal het gevorderde verbod derhalve worden afgewezen.

Schade

4.12. [X] betwist in zijn algemeenheid dat Gaastra c.s. schade lijdt door de verkoop van namaak GAASTRA kleding in de vorm van winstderving omdat gesteld noch gebleken is dat degene die een namaakartikel koop een echt artikel zou hebben gekocht als er geen namaakartikel zou worden aangeboden en omdat niet vast staat dat een koper van namaakkleding in de veronderstelling verkeerd dat hij een origineel product koopt. Ook betwist [X] dat Gaastra c.s. reputatieschade lijdt omdat gesteld noch gebleken is dat de kwaliteit van de originele artikelen beter is dan van de namaakartikelen, omdat niet vaststaat dat de reputatie van Gaastra c.s. wordt aangetast door namaakkleding terwijl [X] stelt dat er juist een reclamewerking uitgaat van namaakkleding van het merk GAASTRA omdat de kleding meer in het straatbeeld is te zien. Ook betwist [X] dat hij meer dan één GAASTRA shirt heeft verhandeld.

4.13. Vast staat dat [X] ten minste één inbreukmakend shirt van het merk GAASTRA heeft verhandeld. De rechtbank verwerpt het verweer van [X] dat Gaastra c.s. geen schade lijdt door de verkoop van namaakkleding. De rechtbank acht de mogelijkheid dat Gaastra c.s. door de verkoop van het inbreukmakende shirt schade enige, zij het beperkte, schade heeft geleden aannemelijk.

4.14. Dat de omvang van het inbreukmakend handelen van [X] meer GAASTRA kleding betreft dan het ene inbreukmakende shirt is door Gaastra c.s. gelet op de gemotiveerde betwisting door [X] onvoldoende nader onderbouwd. Uit het rapport Goorts blijkt wel dat in de opslagruimte die de onderzoeker van Goorts heeft gezien meer kleding aanwezig was van diverse kledingmerken, dat daar anders dan het ene gekochte shirt ook kleding van het merk GAASTRA bij zat, blijkt even wel niet uit het rapport. Weliswaar wordt in de advertenties opgenomen in het rapport Goorts (zie hiervoor in 2.7) in ieder geval de suggestie gewekt dat ook van het merk GAASTRA diverse kledingstukken te koop worden aangeboden, dat de advertenties door [X] zijn geplaatst is evenwel gesteld noch gebleken, hetgeen overigens onverlet laat dat zoals hiervoor vastgesteld het telefoonnummer dat in de advertenties staat wel door [X] is gebruikt. Ook de stelling van [X] tijdens de zitting dat hij meerdere klanten heeft gehad voor de kleding in de opslagruimte is onvoldoende om te oordelen dat het daarbij specifiek ging om GAASTRA kleding.

4.15. Nu de omvang van het inbreukmakend handelen daarmee vast is komen te staan, kan de schade thans reeds worden begroot. Verwijzing naar de schade staat is derhalve niet nodig zodat de vordering in zoverre wordt afgewezen. Gaastra c.s. heeft tijdens de zitting nader toegelicht dat zij het gevorderde voorschot op de schadevergoeding (waarvan Gaastra c.s. tijdens de zitting heeft verduidelijkt dat zij anders dan vermeld in het petitum van de dagvaarding niet een voorschot van € 1.641,-- vordert maar een bedrag van € 500,--) niet precies kan onderbouwen maar dat dit een reëel bedrag is omdat de omvang van de inbreuk groter is dan het enkele van [X] gekochte shirt. Nu Gaastra c.s. aldus geen indicatie heeft gegeven ten aanzien van de begroting van de schade, ziet de rechtbank aanleiding aan te knopen bij de onweersproken stelling van [X] dat zijn winst terzake het inbreukmakende shirt € 5,-- was. De rechtbank begroot de door Gaastra c.s. geleden schade dan ook op € 5,-- en zal [X] veroordelen tot betaling van dit bedrag aan Gaastra c.s. Het door Gaastra c.s. gevorderde voorschot op de schadevergoeding wordt mitsdien afgewezen.

Lees het vonnis hier.