Gemeenschapsmodel tuinstoel

14-09-2011 Print this page

B9 10122. Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 september 2011, HA ZA 09-2109, Sun Garden GmbH tegen Garden Impressions B.V. (met gelijktijdige dank aan Niels Mulder, DLA Piper).

Modellenrecht. IPR. Sun Garden maakt op grond van haar Gemeenschapsmodel m.b.t. een tuinstoel bezwaar tegen de verhandeling door gedaagde Garden Impressions van een gesteld overeenstemmende tuinstoel. Gedaagde vordert in reconventie de vernietiging van het model.

Die nietigheidsvordering wordt afgewezen, nu  in een eerdere Duitse procedure tussen partijen de nietigheid van hetzelfde model ook al is afgewezen. Heel kort samengevat, de onderbouwing in het vonnis is zeer uitgebreid, stelt de rechtbank dat als het algemene uitgangspunt heeft te gelden dat beslissingen op vorderingen tot nietigverklaring gelding hebben voor de hele Gemeenschap. 

Een tweede vraag is of ook het oordeel over de gestelde inbreuk afhankelijk zou moeten zijn van de eerdere Duitse uitspraak. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat daarover geen duidelijkheid en zouden prejudiciële vragen terzake gerechtvaardigd zijn. “Voorwaarde voor het stellen van prejudiciële vragen is echter dat het antwoord op de vraag van belang is voor de beslissing van het onderhavige geschil. Dat is alleen aan de orde indien de rechtbank terzake van de inbreukvraag tot een ander oordeel zou komen dan de Duitse rechter. De rechtbank ziet daarom aanleiding alvorens verder te beslissen de zaak te verwijzen naar de rol voor het bepalen van een datum van een comparitie van partijen waar partijen hun standpunten ten aanzien van de inbreukvraag nader kunnen toelichten, zodat de rechtbank zich omtrent de inbreukvraag een oordeel kan vormen.

De beslissing terzake de gevorderde erkenning van de Duitse vonnissen wordt bij gebreke van (nog) ontbrekende relevante documenten eveneens aangehouden. In het gesteld aanhangig zijn van een nietigheidsprocedure bij het OHIM ziet de rechtbank geen aanleiding om de onderhavige procedure die alleen de inbreukvraag betreft  te schorsen.

Nietigheid: 4.11. Niet bestreden is dat in de Duitse procedure de door Garden Impressions gevorderde nietigverklaring van Model 6051 is afgewezen en dat die beslissing onherroepelijk is geworden.

4.12. (…) Uitgangspunt van die verordening is dat de uit een Gemeenschapmodel voortvloeiende rechten en de rechtsgevolgen van (de uitkomst van) procedures terzake van inbreuk op en geldigheid van een Gemeenschapsmodel, steeds zoveel mogelijk gelijk van kracht zijn in alle landen van de Gemeenschap. Dat komt tot uitdrukking in diverse bepalingen, zoals (met name) artikel 1 lid 3 GModVo en de artikelen 52 lid 3, 86 lid 5, 87 en 91 GModVo5. Voor een beslissing terzake de inbreukvraag wordt van dat uitgangspunt afgeweken indien de bevoegdheid van de Gemeenschapsrechtbank is gebaseerd op artikel 82 lid 5 GModVo (forum loci delecti). De Gemeenschapsmodellen-verordening kent een dergelijke uitzondering echter niet voor vorderingen tot nietigverklaring van een Gemeenschapsmodel. De rechtbank is daarom met Sun Garden van oordeel dat daarvoor het algemene uitgangspunt heeft te gelden dat beslissingen op vorderingen tot nietigverklaring gelding hebben voor de hele Gemeenschap. Dat heeft tot gevolg dat bij een Gemeenschapsrechtbank geen vordering tot nietigverklaring van een Gemeenschapsmodel kan worden ingesteld, indien reeds een onherroepelijk vonnis van een andere Gemeenschapsrechtbank, in een procedure tussen dezelfde partijen, terzake een vordering tot nietigverklaring van hetzelfde Gemeenschapsmodel op dezelfde gronden, voorligt. Dat dit de in 4.8 door Garden Impressions bedoelde consequentie zou hebben (hetgeen nog afhangt van het antwoord op de hierna te bespreken vraag wat de gevolgen zijn van een eerdere uitspraak omtrent de inbreuk op een Gemeenschapsmodel) leidt niet tot een ander oordeel. Dat is immers een gevolg van de uitzondering die expliciet alleen voor de inbreukvraag is gecreëerd.

4.13. De omstandigheid dat artikel 87 GModVo alleen ziet op beslissingen tot nietigverklaring leidt evenmin tot een ander oordeel. Dit artikel vormt een bevestiging van het hiervoor in 4.12 genoemde uitgangspunt van de Gemeenschapsmodellenverordening dat is neergelegd in artikel 1 lid 3 GModVo. De door Garden Impressions bepleite a contrario uitleg van artikel 87 GModVo zou in strijd komen met dat uitgangspunt en kan daarom niet worden aanvaard. Dat artikel 87 GModVo alleen beslissingen tot nietigverklaring noemt en niet beslissingen op vorderingen tot nietigverklaring – waardoor artikel 87 GModVo geen betrekking heeft op beslissingen waarbij een vordering tot nietigverklaring is afgewezen – is overigens daardoor te verklaren dat artikel 87 GModVo betrekking heeft op iets anders dan res judicata: het regelt dat een beslissing tot nietigverklaring erga omnes effect heeft in alle landen van de Gemeenschap (waarvan de consequenties nader zijn geregeld in artikel 26 GModVo). Deze bepaling geeft daarmee een veel grotere reikwijdte aan beslissingen tot nietigverklaring dan de inter partes werking, ook in alle landen van de Gemeenschap, van een beslissing waarbij een vordering tot nietigverklaring is afgewezen. Door aan laatstgenoemde beslissingen geen erga omnes effect te verbinden blijft het voor derden mogelijk een vordering tot nietigverklaring tegen hetzelfde Gemeenschapsmodel in te stellen.

4.14. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Garden Impressions niet in haar vordering tot nietigverklaring van Model 6051 kan worden ontvangen. De rechtbank zal daarom in deze procedure uitgaan van de geldigheid van dat model.

Inbreuk: 4.19. Naar het oordeel van de rechtbank kan het antwoord op de vraag naar de territoriale werking van de Duitse inbreukbeslissing evenmin (alleen) worden gevonden in de al dan niet toepasselijkheid van artikel 33 EEX-Vo. Ook hier geldt dat indien die beslissing in andere landen wordt erkend, de vraag blijft bestaan wat de territoriale reikwijdte is van de inbreukbeslissing in dat Duitse vonnis. Het antwoord op die vraag moet worden gevonden in de uitleg van artikel 83 lid 2 GModVo. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat daarover geen duidelijkheid en zouden prejudiciële vragen terzake gerechtvaardigd zijn. Voorwaarde voor het stellen van prejudiciële vragen is echter dat het antwoord op de vraag van belang is voor de beslissing van het onderhavige geschil. Dat is alleen aan de orde indien de rechtbank terzake van de inbreukvraag tot een ander oordeel zou komen dan de Duitse rechter. De rechtbank ziet daarom aanleiding alvorens verder te beslissen de zaak te verwijzen naar de rol voor het bepalen van een datum van een comparitie van partijen waar partijen hun standpunten ten aanzien van de inbreukvraag nader kunnen toelichten, zodat de rechtbank zich omtrent de inbreukvraag een oordeel kan vormen.


Lees het vonnis hier.