Geoordeeld als goede mannen naar billijkheid

04-10-2011 Print this page

B9 10220. Gemeensch. Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 13 september 2011, LJN: BT6499, Antilliaans Ontwerp- En Adviesbureau (Curaçao) N.V. (AOB) tegen Shaarei Tzedek.

Auteursrecht. Architectuur, althans een geschil over de "steenstriprand en belettering van de gebogen muur'' van een synagoge. Shaareit Tzedek weigert vrijwillig te voldoen aan hetgeen waartoe zij bij vonnis (arbitrage) is veroordeeld (verwijdering) en zij stelt dat het GEA ten onrechte de Nederlandse Auteurswet heeft toegepast. Die grief is naar oordeel van het Hof i.c. echter niet relevant, nu het scheidsgerecht heeft gedaan wat van haar geëist kan worden: “Het scheidsgerecht heeft als goede mannen naar billijkheid beslist dat in casu sprake is van een wezenlijke aantasting van het (karakter van het) ontwerp, waartegen de architect zich terecht verzet. Dit oordeel kan niet zonder meer worden bestreden met de stelling dat toepassing van het Nederlands-Antilliaans recht tot een andere uitkomst zou hebben geleid.”

4.12 (…) Het scheidsgerecht is niet ervan uitgegaan dat partijen gekozen hebben voor Nederlands recht. Evenmin heeft het scheidsgerecht, bij gebreke van rechtskeuze, naar regels van interregionaal privaatrecht het Nederlandse recht toepasselijk geacht. Artikel 47 AR 1971 houdt in dat arbitrage plaatsvindt overeenkomstig het Reglement van de Stichting Arbitrage-Instituut Bouwkunst. Artikel 12 lid 1 van dit (algemeen bekend gemaakte) reglement bepaalt: ‘Het scheidsgerecht beslist als goede mannen naar billijkheid, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, en bij meerderheid van stemmen’.

4.13 Partijen zijn niet anders overeengekomen en het scheidsgerecht heeft daarom in zijn vonnis (productie 4 MvG), blijkens zijn overwegingen en de vermelding boven het dictum (dat niet als een kennelijke misslag kan worden aangemerkt), geoordeeld als goede mannen naar billijkheid.

4.14 Het scheidsgerecht heeft als goede mannen naar billijkheid beslist dat in casu sprake is van een wezenlijke aantasting van het (karakter van het) ontwerp, waartegen de architect zich terecht verzet. Dit oordeel kan niet zonder meer worden bestreden met de stelling dat toepassing van het Nederlands-Antilliaans recht tot een andere uitkomst zou hebben geleid.

4.15 Het scheidsgerecht is uitgegaan van het tussen partijen geldende contract, inclusief artikel 45 lid 1 AR 1971. Zo het scheidsgerecht al een verkeerde uitleg van artikel 45 lid 1 AR 1971 (met de beginwoorden ‘Onverminderd de bepalingen van de Auteurswet’) heeft gegeven, levert zulks geen grond op tot weigering van ‘recognition and enforcement of awards’ als bedoeld in artikel 36 van de Uncitral-modelwet.

4.16 Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden gezegd dat een der weigeringsgronden van artikel 36 Uncitral-modelwet zich voordoet.

4.17 Omdat het Reglement van de Stichting Arbitrage-Instituut Bouwkunst door partijen niet is overgelegd en partijen zich niet hebben uitgelaten over toepassing van dit reglement en over de toepassing van de Uncitral-modelwet, krijgen zij gelegenheid gelijktijdig bij akte (P1) te reageren op bovenstaande voorlopige oordelen van het Hof. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Lees de uitspraak hier