Gerecht EU 28 maart: 2 Oppositieprocedures

28-03-2012 Print this page

B9 11011. Gerecht EU, 28 maart 2012, zaak T-41/09, Hipp & Co tegen OHIM / Nestlé.

Merkenrecht. EU-oppositie procedure o.g.v. ouder internationaal en gemeenschapswoordmerk BEBA tegen de inschrijving van het gemeenschapswoordmerk  Bebio (voedingswaren). Het OHIM wees de oppositie gedeeltelijk toe en het Gerecht volgt dat oordeel. Het bestanddeel ‘Beb’ is zwak maar voldoende onderscheidend en “the words ‘bebio’ and ‘beba’ do not have a specific meaning for the non-Spanish-speaking public and, contrary to the applicant’s claims, do not clearly refer to the concept of a baby.”

57. It follows from all of the foregoing that, in the circumstances of the present case, there is a likelihood of confusion between the marks at issue. Given that the goods concerned are similar, or indeed identical, and given the degree of similarity of the signs at issue, particularly from the conceptual point of view, the Board of Appeal rightly held that there was a likelihood of confusion between the marks at issue.

Lees het arrest hier.

 

B9 11012. Gerecht EU, 28 maart 2012, zaak T-214/08, Paul Alfons Rehbein tegen OHIM / Hervé Dias Martinho en Manuel Dias Martinho.

Merkenrecht. Procesrecht. Eu-oppositieprocedure o.g.v. het ouder Duitse woordmerk OUTBURST (kleding) tegen de inschrijving van het beeldmerk OUTBURST. Het OHIM wees de oppositie eerder af, omdat het (aanvullend) bewijs van normaal gebruik niet (tijdig) was ingediend. Het vernietigt de beslissing van het OHIM omdat de kamer van beroep naar oordeel van het Gerecht wèl beschikte over een beoordelingsvrijheid om de met schriftelijke uiteenzetting van de gronden van het beroep overgelegde aanvullende bewijzen al dan niet in overweging te nemen.

55. De conclusie dat de kamer van beroep over de mogelijkheid beschikte om de door verzoekster op 23 oktober 2007 voor haar overgelegde bewijzen in aanmerking te nemen, is overigens volledig in overeenstemming met de door het Hof in het arrest BHIM/Kaul, punt 42 supra, vastgestelde beginselen. Zo heeft het Hof in punt 44 van dit arrest verduidelijkt dat inaanmerkingneming van te laat aangevoerde feiten of overgelegde bewijzen door het BHIM, wanneer het in het kader van een oppositieprocedure uitspraak moet doen, in het bijzonder gerechtvaardigd kan zijn wanneer het BHIM van oordeel is dat deze feiten of bewijzen prima facie werkelijk relevant kunnen zijn voor de uitkomst van de bij hem ingestelde oppositieprocedure en dat het stadium van de procedure en de omstandigheden waarin deze gegevens niet tijdig zijn aangevoerd, niet eraan in de weg staan dat er rekening mee wordt gehouden.

Lees het arrest hier.