Golden Earring: Voorshands onvoldoende inspanning muziekuitgever

18-06-2012 Print this page

B9 11347. Rechtbank Amsterdam, 9 mei 2012, LJN: BW8602, Nanada Music B.V. c.s. tegen de leden van de Golden Earring.

Auteursrecht. Entertainmentrecht. Inspanningsverplichting muziekuitgever. Geen1019h proceskosten in contractueel geschil dat niet ziet op een inbreukvraag.

De leden van Golden Earring hebben (‘op enig moment tussen 1971 en 1991’) de muziekuitgave-rechten van een aantal van hun muziekwerken overgedragen aan Nanada, eiseres i.c. Naar mening van de Earring heeft Nanada sinds 2000 echter niet aan haar inspanningsverplichting m.b.t.  de promotie, de exploitatie en de administratie van de muziekwerken voldaan en de Golden Earring heeft de overeenkomst met Nanada daarom op in oktober 2010 ontbonden. Nanada stelt i.c. dat deze ontbinding onrechtmatig was.

Met betrekking tot de administratieve verplichtingen is naar oordeel van de rechtbank inderdaad onvoldoende onderbouwd dat Nanada c.s. ná de ingebrekestelling toerekenbaar tekortgeschoten is in de (ook dan nog mogelijke) nakoming van haar administratieve verplichtingen, maar met betrekking tot de promotie- en exploitatie-inspanningen acht de rechtbank het voorshands wèl bewezen dat dat Nanada  de op haar rustende promotie- en exploitatie-inspanningen niet naar behoren heeft verricht. Die inspanningen zien immers op het verleden, kunnen niet alsnog verricht worden en een voorafgaande ingebrekestelling was dus niet vereist om Nanada c.s. in verzuim te laten geraken. De rechtbank verwijst daarbij o.m. naar de eerder ‘Van Hemert-zaken’ uit 2008 en 2011, waarin de muziekuitgevers eerst in gebreke waren gesteld en vervolgens de kans kregen alsnog aan de op hen rustende inspanningsverplichtingen te voldoen. Anders dan in het onderhavige geschil was in die beide zaken is echter “niet de stelling betrokken dat sprake was van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming, zodat daarover ook geen rechterlijk oordeel is gegeven.”

De rechtbank houdt de zaak aan om Nanada c.s. gelegenheid te geven tot het leveren van tegenbewijs. De door (de aan Nanada gerelateerde platenmaatschappij) Red Bullet verrichte inspanningen kunnen daarbij niet als bewijs gelden voor de eigen inspanningen van Nanada c.s.. Red Bullet exploiteert immers naburige rechten en Nanada c.s. auteursrechten, hetgeen verschillende werkzaamheden en verantwoordelijkheden met zich brengt.

De rechtbank stelt Nanada c.s. eveneens in de gelegenheid om zich alsnog uit te laten over de door de Golden Earring (tijdens d eprocedure) opgeworpen tussentijdse opzegging van de duurovereenkomsten tussen partijen, o.g.v. de stelling dat door de in het verleden tussen partijen gerezen geschillen een vruchtbare samenwerking tussen partijen niet langer mogelijk zou zijn.

Met betrekking tot de 1019h Proceskosten oordeelt de rechtbank ten slotte dat  “het geschil tussen partijen in essentie de vraag betreft of Nanada c.s. toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van haar contractuele verplichtingen jegens [gedaagde sub 1] c.s. op grond van de muziekuitgave-overeenkomsten en of deze (gestelde) tekortkoming de buitengerechtelijke ontbinding van de uitgave-overeenkomsten rechtvaardigt. Aangezien dit een verbintenisrechtelijk geschil betreft, dat niet ziet op de vraag of sprake is van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, is artikel 1019h Rv niet van toepassing. De rechtbank zal voor de proceskostenveroordeling derhalve aansluiting zoeken bij het liquidatietarief.”

Lees het vonnis hier.