Het auteursrecht dient er niet toe om woorden te monopoliseren

01-06-2012 Print this page

B9 11292. Rechtbank Breda, 30 mei 2012, LJN: BW7204, Cozzmoss B.V.  Gedaagde tevens h.o.d.n. Belastingplanet en Griekseagenda.nl.

“het
uitgangspunt is dat het auteursrecht er niet toe dient om woorden te monopoliseren; bij nieuwsberichten en gemengde berichten gaat het om nauwelijks meer dan enkele woorden.”

Cozzmoss-zaak. Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. Nieuwsberichten. Citaatrecht. Schadevergoeding. Gedaagde voert onder meer een eenmanszaak onder de namen Belastingplanet en griekseagenda.nl en is houdster van diverse domeinnamen en “plaatst teksten op deze websites”. Eiseres Cozzmoss stelt  namens o.a. Trouw, De Volkskrant  en NRC dat gedaagde met het plaatsen van artikelen uit die kranten inbreuk maakt op de auteursrecht en persoonlijkheidsrechten m.b.t. de overgenomen artikelen. De rechtbank wijst de inbreukvorderingen toe, maar houdt de zaak aan i.v.m. met de nader te bepalen hoogte van de schadevergoeding waar die de “uitholling van de exclusiviteit van de artikelen” betreft.

De stelling van gedaagde dat een van de auteurs, Grotenhuis, niet alsnog een last aan eiseres had kunnen geven, nadat eiseres er achter kwam dat NRC Handelsblad B.V. niet het auteursrecht op de door haar openbaar gemaakte artikelen van Grotenhuis bezat, wordt allereerst afgewezen. Van een verboden wijziging van hoedanigheid van procespartij in de loop van de procedure is geen sprake. Eiseres is niet gaan stellen dat zij niet alleen in eigen naam maar ook in naam van een ander handelt c.q. optreedt. Voorts geldt dat gedaagde vanaf de dagvaarding wist tegen welke procespartij en tegen welke materiële feiten zij zich moest verweren. Een wijziging heeft daarin niet plaatsgehad, behoudens dat Grotenhuis in plaats van NRC Handelsblad B.V. auteursrechthebbende op zijn artikelen is.  Door de aanvulling bij conclusie van repliek is gedaagde niet in haar procesbelang geschaad.

Het auteursrecht op de artikelen wordt niet betwist. Gedaagde beroept zich wel op art 15 Aw, maar ook dat verweer faalt.  Bij alle artikelen is het auteursrechtvoorbehoud uitdrukkelijk  gemaakt en de berichten kunnen niet worden aangemerkt als  nieuwsbericht of gemengd bericht in de zin van artikel 15 Aw.

3.8.4. Of een bericht is aan te merken als een nieuwsbericht of gemengd bericht in de zin van artikel 15 Aw dient, bij gebreke van een omschrijving of toelichting in (internationale) regelgeving of wetsgeschiedenis, te worden beoordeeld naar hetgeen in het spraakgebruik daaronder wordt verstaan. In het woordenboek (Van Dale) is “nieuwsbericht” omschreven als “een inlichting of mededeling over iets actueels”. “Artikel” is omschreven als “een opstel in een krant of tijdschrift”. Deze omschrijvingen sluiten aan bij het spraakgebruik; met een bericht, inlichting of mededeling wordt een korte tekst met een gering aantal woorden aangeduid, met een artikel een langere tekst met een grotere hoeveelheid woorden. Een inlichting of mededeling over iets actueels zal, nu dat door middel van een korte tekst geschiedt, nauwelijks meer (kunnen) bevatten dan een mededeling van zuiver feitelijke aard over een recente waarneming. Te denken valt bijvoorbeeld aan de mededeling over actuele beurskoersen, een mededeling over de uitkomst van een rechtszaak, een mededeling over de weersverwachting of een mededeling over de stand van zaken na een natuurramp. De aard van dergelijke berichten, korte teksten, brengt mee dat de arbeid van de maker zal bestaan uit het exact doorgeven van een feitelijke situatie of mededeling. Dergelijke arbeid is niet aan te merken als scheppende menselijke arbeid waaraan creatieve keuzes ten grondslag liggen, zoals die in 3.5. is beschreven. Een gemengd bericht bevat naast een inlichting of mededeling over een actueel onderwerp een andersoortig onderwerp. Ook voor zo’n bericht geldt dat de inlichting of mededeling door middel van een korte tekst plaatsvindt. Om die reden geldt ook voor een gemengd bericht dat de aard van dergelijke berichten meebrengt dat het resultaat van de arbeid van de maker te triviaal is ten aanzien van de in 3.5. vermelde keuzes om als werk in de zin van artikel 10 Aw te kunnen worden aangemerkt. Dit oordeel past ook bij het uitgangspunt dat het auteursrecht er niet toe dient om woorden te monopoliseren; bij nieuwsberichten en gemengde berichten gaat het om nauwelijks meer dan enkele woorden. Dat betekent dat naar het oordeel van de rechtbank nieuwsberichten en gemengde berichten als bedoeld in artikel 15 Aw niet als werk in de zin van artikel 10 Aw zijn aan te merken.

De rechtbank is voorts van oordeel dat de websites van gedaagde niet zijn aan te merken als een “ander medium” (met eenzelfde functie te hebben als een dag-, nieuws- of weekblad ec.) in de zin van artikel 15 Aw.  Van een dergelijke functie is geen sprake  bij de (kantoor)websites van gedaagde, waarbij de rechtbank onder meer op merkt: “Ten overvloede geldt nog dat uit de rechterzijde van de webpagina blijkt dat de website ook een archieffunctie heeft hetgeen aan een geslaagd beroep op artikel 15 Aw in de weg staat.”

Ook van citaatrecht is geen sprake:  “Zij heeft de artikelen nergens “in over genomen”, zij heeft louter de volledige artikelen op haar websites geplaatst. Het beroep op artikel 15a Aw behoort dan ook te worden verworpen."

Met betrekking tot de bepaling van de hoogte van een deel van de gevorderde schadevergoeding houdt de rechtbank de zaak aan. De rechtbank oordeelt wel dat  de schade in verband met gederfde inkomsten op € 5.670,79 moet worden vastgesteld en dat een verdubbeling van dat bedrag niet aan de orde is: “De achtergrond van het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 6:162 BW is niet het opleggen van een punitieve maatregel, maar het compenseren van een benadeelde voor het hem toegebrachte nadeel."

De rechtbank acht het daarnaast ook aannemelijk dat de exclusiviteit van de artikelen van de (rechts)personen wordt uitgehold. De artikelen zijn immers door het handelen van gedaagde in meer media te lezen dan anders het geval zou zijn geweest. De rechtbank acht ook aannemelijk dat de websites van de (rechts)personen minder worden bezocht omdat de artikelen in zijn geheel op de websites van gedaagde zijn te lezen zodat een bezoek aan de websites van de (rechts)personen geen toegevoegde waarde meer heeft.  De rechtbank is echter van oordeel dat eiseres onvoldoende inlichtingen heeft verschaft om dit onderdeel van de schadevordering te kunnen begroten en verzoeken eiseres dat alsnog te doen. “Eiseres dient bij akte voor elk artikel aan te geven hoe vaak het door de desbetreffende (rechts)persoon vanaf de te noemen datum van openbaarmaking tot heden aan een derde tegen vergoeding is toegestaan dat artikel over te nemen.”

Lees het vonnis hier.